In verschillende artikelen op deze website valt de naam Anna Theodora Knuttel. Wie was deze dame? Het kan inmiddels wel 50 jaar geleden zijn dat ik haar naam voor het eerst tegenkwam in een artikel over de instelling Veldwijk rond 1890. Een oud-verpleegster vertelde daarin dat de villa Ruimzicht gebouwd was door mej. Knuttel voor vijf dames Freyss die er tot hun dood gewoond zouden hebben.
Dit gegeven heeft mij altijd geïntrigeerd, vooral vanwege die vijf dames, maar pas recent kwam ik ertoe mij erin te verdiepen. In het kader van de geschiedenis van de villa Ruimzicht zal ik iets over Anna Knuttel en haar familie vertellen. Het wordt onderhand ook hoog tijd.
De familie Knuttel
Anna Knuttel was een dochter van Pieter Knuttel Dzn. en Rosalie Freyss. Anna werd geboren op 13 september 1871 in Ede. Zij was het achtste en jongste kind, maar al drie oudere kinderen waren jong gestorven.
Anna Knuttel in 1916. Overgenomen uit De Strijdkreet. Tot voor kort het enige van haar bekende portret.
Een recent gevonden foto uit 1924.. De dame links vooraan moet wel Anna Knuttel zijn. Gezien haar positie was het logisch dat zij bij deze opening aanwezig was..
Pieter Knuttel was in 1849 naar Nederlands Oost-Indië vertrokken om daar als ambtenaar te gaan werken. Van daaruit is hij uitgezonden naar Deshima (vroeger meestal gespeld als Decima), een kunstmatig eilandje in de haven van de Japanse stad Nagasaki. Hier was tot 1860 een Nederlandse handelspost die het enige contact vormde tussen de westerse wereld en het grotendeels afgesloten Japan. Knuttel was daar in 1857 assistent bij de factorij. Later is hij 2e commies geworden bij de Algemene Rekenkamer in Batavia.
Freyss en het reveil
In 1859 trouwde Pieter in Batavia met de in 1836 in Wierden geboren Rosalie Freyss. Zij was toen 22 jaar en Pieter was 40 jaar. De vader van Rosalie was evenals Knuttel afkomstig uit Amsterdam. Na een rol te hebben gespeeld bij de totstandkoming van de textielindustrie in Twente en zelf ook nog een textielfabriek in Nijkerk te hebben gesticht, vertrok ook hij naar Nederlands-Indië. Freyss had verschillende contacten met mensen uit het reveil, een internationale protestantse opwekkingsbeweging die niet los kan worden gezien van de romantiek en waarvan de leden een afkeer van rationalisme en Verlichting deelden. Vanaf ongeveer 1845 verbreedde de beweging zich door de nadruk die kwam te liggen op maatschappelijke bewogenheid: armenzorg, strijd tegen alcoholisme, hulp aan verwaarloosde jeugd, prostituees en zwakzinnigen. Voor het maatschappelijk reveil was Ottho Gerhard Heldring een leidende figuur. Deze ontwikkelde ideeën over de çhristen-werkman. (Geselecteerde vaklieden die in Indië een bestaan zouden opbouwen en door een christelijke levenswandel het werk van een zendeling zouden ondersteunen. Wij zouden het nu kunnen aanduiden met het woord rolmodel.) Freyss omarmde de ideeën van Heldring en heeft geprobeerd die in praktijk te brengen.
Anna Theodora Knuttel
Na de terugkeer uit Indië vestigde het gezin Knuttel zich in Ede. Anna, de in 1871 geboren jongste dochter, voelde zich al snel na de vestiging van het Leger des Heils in Nederland (1886) aangetrokken tot het werk van het Heilsleger. Haar afkomst uit het reveilmilieu was daar vast niet vreemd aan. In 1891 mocht het leger een bijeenkomst houden in het koetshuis van de weduwe Knuttel. Het is aannemelijk dat Anna een rol heeft gespeeld bij de organisatie ervan. Deze bijeenkomst haalde de landelijke pers omdat een grote menigte de ramen van de serre en het huis van haar moeder ingooide. Het Leger des Heils had in het begin te maken met haat van tegenstanders en tegenstand vanuit de kerken.
Anna Knuttel vertrok uit Ede, leerde voor verpleegkundige en is levenslang verbonden gebleven aan het Leger des Heils. Zij was door erfenissen vermogend en heeft in verschillende plaatsen markante villa’s laten bouwen. Veel meer over haar leven vindt de lezer in een afzonderlijk artikel.
De villa Ma Retraite in Ede waarin de familie Knuttel van ca.1864 tot 1893 woonde. Nadien is de villa ingrijpend veranderd, o.a. door toevoeging van twee torens en een grote serre. Vanaf dat moment was de naam ‘Stompekamp’.
Villa Ruimzicht
Eind 1895 kocht Anna Knuttel voor een bedrag van fl. 1.032,00 in Ermelo een perceel grond van ruim 42 are. Het lag op de hoek van de Stationsstraat en de Chevallierlaan die toen Rietlaan heette. Daarop liet zij in het volgende jaar een grote villa met koetshuis, stal en koetsierswoning bouwen. De aanbestedingssom beliep een bedrag van bijna fl. 12.000. De villa kreeg de naam Ruimzicht. Die naam was toen wel passend. De grote kerk aan de overkant werd pas een paar jaar later gebouwd. Met name naar het zuiden zal nog een weids uitzicht hebben bestaan.
Het zal inderdaad zo zijn dat zij de villa voor vijf tantes heeft laten bouwen. Deze woonden al een paar jaar in een huurhuis in de buurt van het station. Anders dan wat de hierboven geciteerde oud-verpleegster meende, hebben de tantes er niet tot hun dood gewoond. Drie van de vijf dames zijn naar Apeldoorn vertrokken. Twee ervan hebben nog in Pension Bokhorst aan de Horsterweg gewoond. Misschien werd dit ook met het oog op hen gebouwd. Overigens blijkt uit latere bronnen dat ook verschillende van deze dames heilsofficieren waren.
Ruimzicht in 1900.Twee jaar later verzond de boekhandelaar P. de Vroom deze prentbriefkaart.
Een villa voor klassenverpleging
In 1899 heeft Anna Knuttel de villa van de hand gedaan. Het gesticht Veldwijk kampte met ruimtegebrek en heeft in die periode diverse particuliere villa’s nabij het station gekocht. De villa diende nadien als paviljoen voor ‘Heeren 1e Klasse’. Aan het hoofd ervan stonden aanvankelijk broeder Feike Haarsma en zijn vrouw Sijtske Dijkstra. Destijds was het op Veldwijk gebruikelijk dat een echtpaar de leiding had in een paviljoen. Zij werden ‘vader en moeder’ genoemd, een logisch voortvloeisel uit de grondgedachte dat een paviljoen het gezinsleven moest benaderen.
1900. Het echtpaar Haarsma met enkele verplegers bij het paviljoen Overbosch.
Ruimzicht in 1966
Ruimzicht is nog decennialang paviljoen van Veldwijk gebleven. In de jaren dertig vinden we er de naam Roelfsema als inwonend verpleger en in 1966 de heer of familie H. Postma. Herinnerd wordt nog dat in de jaren vijftig er één patiënt, kennelijk uit een gegoede of vooraanstaande familie, werd verpleegd. Het gebouw was toen in twee gedeelten gesplitst, het paviljoengedeelte en een woning voor een personeelslid. De laatste is bewoond geweest door de familie Prins. De namen van de zonen Gert en Frits zijn voor velen nog bekend. In de jaren daarna moet het pand zijn afgebroken om plaats te maken voor een groot gazon.