De Sociëteit. Horsterweg 174

Het beeld hieronder zal iedere Ermeloër wel herkennen. Een statige boerderij, een enorme schuur en dito eik. Het gaat om de boerderij op het adres Horsterweg 174 die in kleine kring nog bekend staat als De Sociëteit.

 

 

 

 

 

Hoe komt een boerderij aan zo’n deftige naam? Dat is niet bekend, maar wijlen Hendrik Hop, die in 1911 op deze plek was geboren, vermoedde dat zij mogelijk een samenkomstplaats van jagers was geweest. Dat zou best eens zo kunnen zijn en een betere verklaring hebben we niet. De naam is trouwens niet van vandaag of gisteren. Al in 1839 vond er op de Sociëteit een veiling plaats van koren. Zo meteen zullen we zien dat er een nog iets oudere vermelding is.

De situatie van vóór en na 1928

De tegenwoordige boerderij is in 1928 gebouwd door Jan Hop en verving een veel eenvoudiger woning. Deze stond verder van de weg en was met de achtergevel daarnaar toegekeerd. De prentbriefkaart uit 1926 die hiernaast is afgebeeld, is nog juist op tijd gemaakt om iets van die oude situatie te kunnen laten zien. Die ligging was logisch.

De eerste bebouwing hier vond plaats in een tijd waarin de huidige Horsterweg nog niet bestond. Deze weg is waarschijnlijk rond 1845 aangelegd. Vóór die tijd verbond de Molenweg het centrale deel van Horst met het dorp. Op het fragment van de kaart van ongeveer 1850 zijn zowel de oude als de nieuwe weg te zien. De Molenweg liep hier in iets meer noordoostelijke richting. Nu wordt ook duidelijk waarom de naburige boerderij Polslag tegenwoordig zo ver van de weg ligt. In de situatie van vóór 1845 was dat niet het geval.

De oudste vermelding van de naam

In 1833 kocht Harmen van de Meen het daghuurdersplaatsje De Sociëteit. Oudere vermeldingen met deze naam kennen we nog niet. Waarschijn­lijk had Harmen het al in pacht, want in de akte staat dat “de gebouwen daarop door hem zijn gesteld”. Die behoorden dus al aan hem. Het geheel was toen krap 1½ ha groot. Waarschijnlijk heeft Van de Meen het erf in 1839 verkocht aan Cornelis van de Kamp. Cornelis kwam met vrouw en dochter Hendrikje uit Putten en woonde mogelijk al een aantal jaren in Horst. De dochter, enig kind, erfde het boerderijtje. Zij legateerde het in 1882 aan Antonie van Diermen en zijn zuster Frankje. Antonie bewoonde in 1910 het waarschijnlijk in 1893 gerenoveerde huisje. Maria, de dochter van Antonie van Diermen, trouwde in 1898 met Jan Everts Hop uit Hierden. Dit paar ging later in De Sociëteit wonen en stichtte er een groot gezin.

Linksmidden de Sociëteit. Onderin de Horsterweg. Van boven naar beneden de Oude Nijkerkerweg.                                                          

Nog verder terug

We kunnen misschien nog verder terug in de geschiedenis van dit erfje. In 1770 kocht het welgestelde Harderwijkse echtpaar Van de Graaff-van Castricum het landgoed Groot-Emaus en tegelijkertijd ook de boerderij De Heuvel op Veldwijk die er anno 2021 desolaat bijstaat. De akte spreekt van De Heuvel (…), ‘alsmede sodane erfpacht regt so daerbij gehoort op het huysje en campje lands daer Aelt Breunissen in woont’. Aalt Breunissen had een zoon die Hendrik Aalten van den Berg werd genoemd. Hij trouwde met de weduwe Frankje van den Brink die na zijn dood hertrouwde met Harmen van de Meen. En deze Harmen hebben hierboven al aangetroffen als eigenaar van het huis en koper van de grond in 1833. De grond behoorde tot 1833 toe aan S.J. Baron, Sandberg, eigenaar van Groot-Emaus en belangrijkste grootgrondbezitter in de regio.

Fragment van de boedelbeschrijving 

Rechts de oude situatie van de andere kant gezien. Het is hooitijd. Let ook op de twee-roedige hooiberg.

De kwekerij van Hulstijn

Zo zijn we al bijna drie eeuwen teruggegaan in de tijd. Even terug naar meer recente tijden. De firma Hulstijn, bloemist en kweker in Ermelo, had in de jaren ’40 een stukje grond gepacht van Jan Hop, naast diens boerderij. Hij kweekte daar bloemen of planten, had enkele schuurtjes gebouwd en een pomp geslagen. Jan Hop en het kwekerijtje komen voor in een boek van Rinke Tolman.

De rijkdom aan vlinders die hier naar voren komt, stemt weemoedig. De kwekerij komt in mijn herinneringen voor als een verlaten en verwilderd terrein. Maar dan praten we over ongeveer het jaar 1957. De pacht was geëindigd, het terrein leeggeruimd en samen met wat omliggende grond door de erven Hop (de al genoemde Hendrik met zijn zusters, de ‘dames Hop’ die het ouderlijk huis bleven bewonen) omgeploegd en tot akker gemaakt. Ik zie nog Hendrik voor mij, de akker ploegend met paardentractie en daarna met brede armgebaren het zaaigoed verspreidend. Dat zaaigoed zat in een soort open buidel dat voor zijn buik was geknoopt. Eeuwen is het zo gegaan, in enkele decennia is dit verdwenen.

Bronnen/Verantw. afbeeldingen

Ingekwartierde militairen tijdens een legeroefening rond 1900. Zij poseren bij de deur van de grote schuur van de Sociëteit. Uiterst links een vroeg overleden vriendin van Maria van Diermen, dan Maria zelf (Maria Hop-van Diermen) en dan Anthonie van Diermen, haar vader. Het jongetje tussen de militairen zou een telg van de familie Staal zijn.