De Historische Hollandsche Courant van ‘Zaturdag den 15e Mei 1773’ bevatte een opvallende publicatie over een roofoverval. Degene die de daders wist aan te wijzen werd een beloning van 100 gouden dukaten in het vooruitzicht gesteld.
De bewuste roofoverval was gepleegd ‘vooraan in ’t Speulderbosch’. Slachtoffer was de schaapherder Berend Evertsen die daar op paasmaandag 12 april de schapen hoedde van zijn werkgeefster Evertje Ryx uit Speuld, de weduwe van Teunis Jans. Berend was overvallen door vier met pistolen gewapende mannen. Zij hadden hem vier guldens en enige stuivers afhandig gemaakt. Bovendien nog een paar gouden knopen die hij boven in zijn hemd of das bewaarde. Vervolgens hadden zij op hem geschoten zonder hem te raken, maar hem ook met een mes bewerkt en op zijn borst getrapt waardoor hij ‘deerlijk was gekwetst’.
Uit een in Nijkerk bewaarde krant
Brief van de Ermelose schout aan zijn Nijkerkse collega
De daders, die hem niet bekend waren, hadden vervolgens de aftocht geblazen. De autoriteiten namen het gebeurde hoog op. Het was hen er veel aan gelegen de daders van een zo brute overval op het spoor te komen en aan te houden. Vandaar de bijzonder hoge beloning. Gelukkig bleek het slachtoffer in staat een goed signalement van elk van zijn overvallers te geven.
Het door het slachtoffer opgegeven signalement van een van de daders
Brand op de Beerenkamp
De publicatie was ontleend aan een placaet, een officiële bekendmaking, van de Staten van de Veluwe. En deze zal ook in die tijd na een kerkdienst zijn voorgelezen door de koster in elk dorp in de omgeving. De toegestroomde bevolking zal misschien met afschuw hebben gereageerd, maar ook geïnteresseerd, omdat ze de daders wellicht kenden en kans hadden op de grote beloning. Speuld was immers vlakbij.
Het was niet het enige verontrustende bericht in die tijd in de regio. Op 23 april 1772, een jaar eerder, was er brand geweest op de Beerenkamp onder Nijkerk. De oorzaak van de brand was een raadsel. Het huis was verbrand met daarin verscheidene dieren waaronder paarden, koeien, vaarzen en pinken. En ook het meubilair was verloren gegaan. Het gezin van de boer had zich ternauwernood in veiligheid kunnen brengen, zo snel greep het vuur om zich heen. Een knecht die op de hilde sliep, was op het nippertje aan de dood ontsnapt. Hoewel ook hij een deel van zijn spullen kwijt was, had de knecht uit medelijden zijn patroon nog wat gegeven van zijn schamele bezittingen. Dat was een mooi gebaar geweest. Een brand was men wel gewend, maar het was raadselachtig hoe deze was ontstaan en dat hield de mensen toch wel bezig. Een pyromaan in de buurt was niet helemaal uit te sluiten. Daar kwam nog bij dat nog in maart in Speuld een schaapskooi met 122 schapen en lammeren in de as was gelegd.
De Beerenkamp
Het Schaapsschot behoorde toe aan Willem Jansen Bosch en zijn vrouw Jannetje Beerts die door de brand erg waren gedupeerd.
En een brand in Telgt
De onrust nam toe toen op 24 april brand uitbrak in een schaapskooi op het erf Lopsum in Telgt onder Ermelo. Daar was een schaapsschot met 81 schapen en lammeren afgebrand en verder nog twee schuren die bij de boerderij stonden. De schade vanwege die schuren viel nog wel mee want er stonden alleen wat bonenstokken in. De omgekomen schapen behoorden deels toe aan Rijk Cuiper die in Norden onder Putten woonde en deels aan Hendrik Peelen, een schaapherder. De schapen waren dus niet van de pachter van de boerderij. Deze pachter, Aalt Lubbertse, had wel een voordeel van het huisvesten van de schapen omdat die hun mest in de schaapskooi achterlieten. En mest was er nooit teveel voor de schrale Veluwse akkers.
Alle branden waren ontstaan tussen tien en twaalf uur in de avond. Dat kon toeval zijn, maar het was wel merkwaardig.
De boerderij Lopsum in Telgt in 2010
Een schuur bij de boerderij die model zou kunnen staan voor de in 1773 verbrande schaapskooi
En ook nog in Appel
Daarbij was het allemaal niet gebleven. In de nacht van 2 op 3 mei werd de buurtschap Appel tussen Barneveld en Nijkerk opgeschrikt door brand. De waard van de nieuwe herberg, Aart Rijksen, wilde naar bed gaan en van dat voornemen bezield liep hij via de voordeur naar buiten om te gaan plassen. Zijn oog viel op een hem onbekende persoon die wat bedeesd voor zijn herberg rondhing. Het bleek dat de onbekende de weg naar Barneveld zocht. Na een drankje te hebben genuttigd en zijn pijp aangestoken te hebben, vertrok de vreemdeling in de hem aangewezen richting. Enige tijd laten stonden het huis, het varkenskot en het schaapschot van Derk Woutersen Buijtenhuis aan de overkant in lichterlaaie. Honderderdnegenenvijftig schapen en enige stuks ander vee werden het slachtoffer. De schapen behoorden toe aan Claes Dercksen uit Houtdorp en Teunis Dercksen uit Speuld.
De Peereboom is de meest westelijk gelegen boerderij van de gemeente Ermelo. Het is al een oude woonplek. In 1588 werd vermeld dat het huis vervallen was. Zo’n vijf eeuwen oud is het erf dus zeker en waarschijnlijk nog aanzienlijk ouder. In diverse andere archiefbronnen komen we de bewoner Rijkert Derksen of Dirksen tegen.
De gebeurtenissen leken geen einde te hebben want in de avond daarna brak opnieuw brand uit, opnieuw in Telgt. Nu bij Rijkert Derksen en Geertje Stoffels op het erve De Peereboom, vlakbij zee. Hier viel de schade mee: een schaapsschot, een varkenskot en een mijt rijzen verbrandden maar de schapen konden worden gered. Het is duidelijk dat de autoriteiten aan zet waren. Aan de ene kant was er de onverklaarbare overval, en verder een onrustbarend aantal branden die met elkaar overeen kwamen, maar zich wel op nogal grote afstand van elkaar hadden voorgedaan. Een mens zou niet meer over straat durven gaan of zelfs maar van huis. Er moest om een einde aan alle onopgeloste gebeurtenissen en de groeiende onrust te maken, klaarheid komen. Maar wat hadden de schouten in handen?
Het enige was het signalement van de vreemde die zich vlak voor de brand in Appel bij de herberg had opgehouden. Mogelijk was onbekendheid met de weg naar Barneveld een smoes geweest. De herbergier had in ieder geval goed opgelet, gewend als hij was aan allerlei vreemd volk. Hij was in staat om een zodanige beschrijving te geven van die man dat dit een eerste goede aanwijzing voor justitie betekende.
Twee passages uit het verhoor van de hospes (weerd) van de herberg in Appel. Links staat het antwoord, rechts de vraag.
Schot in de zaak
Het moet de een van de onderzoekers zijn opgevallen dat het signalement van de vreemdeling in Appel wel heel erg overeenkwam met dat van het slachtoffer van de roofoverval in Speuld. Zozeer zelfs dat er aanleiding werd gevonden om deze man eens aan de tand te voelen. Misschien is er op de achtergrond navraag gedaan naar het doen en laten van slachtoffer Berend Evertsen en hebben mededelingen over hem de argwaan nog versterkt. Feit is dat Berend na zijn aangifte was ondervraagd en driemaal onder ede had verklaard dat zijn verhaal over de overval juist was. Hij had daarbij nog iemand uit de omgeving aangewezen die een van de daders kon wezen. Deze bleek na onderzoek echter totaal onschuldig. Misschien is dat de onderzoekers ook bijgebleven als een vreemd element in het geheel. Berend is dus ondervraagd en uiteindelijk is hij tot een bekentenis gekomen. De overval had hij verzonnen. Hij had zijn werk als schaapherder op de bewuste paasmaandag niet goed gedaan. De schapen waren niet bij elkaar gehouden en om een verklaring daarvoor te kunnen geven had hij de zaak in scene gezet. Hij had een aderlating toegepast bij een van de schapen en zich met het bloed ingesmeerd. Verder had hij zichzelf op verschillende manieren toegetakeld waardoor hij er ook echt gewond uitzag.
Behalve dit bekende Berend ook de branden in Nijkerk, Speuld, Telgt en Appel te hebben gesticht. De Landdrost zal tevreden zijn geweest: In één klap waren twee onrustbarende zaken tot klaarheid gekomen.
Wat Berend vertelde
Uit hetgeen hij tijdens zijn verhoor vertelde, wordt duidelijk dat Berend al van jongs af kleine diefstallen had gepleegd. Bij het opgroeien werd dit voor hem heel gewoon. Tot vier maal toe had hij bijenkorven gestolen. Niet uit zelfverrijking, zoals hij de ondervragers verzekerde. Hij had de honing zelf opgegeten. Vervolgens was hij overgegaan tot het stelen van schapen, meestal om de opbrengst maar ook had hij wel schapen omgebracht uit haat jegens de eigenaar. Hij kon zich 27 stuks schapen herinneren die hij zich had toegeëigend. Als schaapherder moest Berend zich voor het weiden van zijn kudde vaak tevreden stellen met stukken grond die waren overgeschoten. Zijn ontevredenheid met de kwaliteit van het gewas werd bij verschillende gelegenheden de aanleiding om brand te stichten. Hij zag wel stukken grond met betere kwaliteit maar deze werden al gebruikt door schapen van anderen. Door deze schapen doodleuk naar een andere wereld te helpen, meende de boosaardige scheper die gronden te kunnen bemachtigen. Er was ook nog sprake van enige planning. De brand in Appel had hij niet alleen voor een betere weide maar ook uit haat jegens Derck Woutersen Buitenhuis gesticht. Die had hem bespot omdat zijn schapen gellig zouden zijn.
De brand op De Peereboom een dag later had hij gesticht om met goed fatsoen met zijn kudde naar de vrijgekomen weide van Buitenhuis te kunnen vertrekken. Hij had waarschijnlijk een huurovereenkomst met Rijkert Dercksen van de Peereboom voor het gebruik van het schaapsschot en weidegrond. En natuurlijk kon hij niet zomaar zonder geldige verklaring vertrekken. Het verloren gaan van de schaapskooi zou zijn vertrek noodzakelijk maken. Hij had daartoe een smeulend stuk hout in de schaapskooi gelegd zodat het niet te snel zou gaan branden. Rond negen uur ’s avonds was het gezin van de boer bezig met het avondeten toen zij door de ramen zagen dat de schaapskooi in brand stond. Berend was als eerste bij de kooi en had de pin van de toegangsdeur er al snel uit. Alle schapen konden zich in veiligheid brengen. Het plan was perfect geslaagd.
Het einde …
De bekentenis van Berend leidde vanzelfsprekend tot een veroordeling. Ondanks dat men in juridische kringen vond dat de strafrechtpleging terecht meer beschaafd was geworden, konden er omstandigheden zijn die een pijnlijke en harde doodstraf vereiste. Dat nu was ook het oordeel van het Hof van Gelderland in de zaak Berend Everts. Hij zou half gewurgd aan een paal en vervolgens verbrand worden. Het vonnis werd op 24 juli 1773 op de Galgenberg buiten de stad Arnhem voltrokken. Dit was bijzonder want meestal vond de tenuitvoerlegging van het vonnis in de stad zelf plaats.