In dit verhaal gaat het over de boerderij Gentenerf die ten noorden van Veldzicht aan de Harderwijkerweg stond. ‘Stond’, want de eigenlijke boerderij is al in 1955 afgebroken. Wanneer je erlangs rijdt, zie je op enige afstand wel een paar boerderijachtige huizen staan, maar die bieden waarschijnlijk toch een heel andere aanblik dan de voormalige hoeve. Helaas zijn er nog geen foto’s van die boerderij boven water gekomen. Tonselkenner Bertus Dekker en ik houden ons aanbevolen wanneer iemand een foto zou hebben en ons er een afdrukje van wil laten maken. We moet het nu met onze fantasie doen. De lange oprijlaan met hoge bomen helpt daarbij wel een beetje.
De eigendomsgeschiedenis van de 19e en vroege 20e eeuw vertoont veel overeenkomsten met die van het naburige Veldzicht. De wat verder teruggaande geschiedenis zal ook aan de orde komen, maar evenals bij Veldzicht zal ook dit eindigen met een ‘wordt hopelijk vervolgd’.
Gentenerf in de negentiende eeuw
Toen het kadaster tot stand kwam, in 1832, was Gentenerf een van de vele bezittingen van Willem Jan de Vries. Deze Willem Jan had de hoeve geërfd van zijn vader Johan Cornelis François de Vries, of misschien beter gezegd van Mechtelt van Westerveld, zijn moeder. Anders dan Veldzicht kwam Gentenerf uit het omvangrijke bezit van die familie.
Via de familie Radermacher Schorer (overigens wel andere leden van die familie dan bij Veldzicht) kwam Gentenerf in handen van P.C. baron Nahuijs. Na het overlijden van het echtpaar Nahuijs, kocht E.J. Vitringa de boerderij. Na hem volgden de heer Sandberg van Essenburg, de koopman Koster en de bakker Van Dongen uit Bussum. Ten slotte werd de landbouwer Dirk de Bruin eigenaar.
Hierin ligt een grote overeenkomst met de verkopingen van Veldzicht. En bovendien zie je hier de trend geïllustreerd dat boerderijen steeds meer van adellijke of gegoede families overgingen in handen van landbouwers. In het geval van Veldzicht en Gentenerf was er een tussenfase waarin kooplieden en andere investeerders een tijd geïnteresseerd bleken in het bezit van zo’n boerderij.
Grootte
In 1822 was Gentenerf bijna 49 hectaren groot, wat voor een Ermelose of Veluwse boerderij aanzienlijk is. Daartoe behoorden afgerond 29 bunder of hectare bouwland, vier bunder weiland, vier bunder hooiland en tien bunder bos. De boerderij moest jaarlijks 24 garven rogge leveren aan de Kosterij van Ermelo en dat aantal was inderdaad opgelegd aan de grootste erven. De waarde van het erf was geschat op fl. 12.500,00. In de lange lijst van bezittingen werd alleen de grote boerderij De Hoef in Hulshorst op een hoger bedrag geschat. In 1856 was de boerderij zelfs 86 bunder groot, maar daarin waren al 30 bunder heide in twee percelen verdisconteerd.
Fragment van de ontwerptekening van de Zuiderzeestraatweg uit ca.1830. Naar links is richting Harderwijk. Bewoner van Gentenerf was toen Gerrit Dooijewaard of Dooijeweerd. (zie hieronder). Links naar beneden loopt de Koesteeg, de tegenwoordige Fokko Kortlanglaan. Helemaal rechts, iets ten zuiden van Veldzicht (Goossen) stond later het tolhek.
De naam en enkele bewoners
Rond 1660 had de boerderij nog geen specifieke naam. Pas aan het einde van de 18e eeuw zien we de naam Gentenerf in bewaarde papieren opduiken. Toch moet die aan het einde van de 17e eeuw zijn ontstaan. Zoals we nog zullen is Frederick Hendrick van Gent in 1689 met het goed beleend. De naam behoeft dus verder geen uitleg.
De kaartmakers van het Ministerie van Oorlog maakten ooit een merkwaardige vergissing. In plaats van Gentenerf plaatsten zij de naam Centen Erf op de kaart. Het duurde even voordat de vergissing in nieuwe uitgaven was gecorrigeerd.
Aardig is nog wel dat die naam weer aanleiding is geworden voor andere naamgeving. In 1749 moet Lubbert Lubbertsen uit Harderwijk op Gentenerf hebben gewoond. Kort daarna kwam hij te overlijden. Wij vinden dan in 1752 zijn weduwe nog steeds in Tonsel, maar dan hertrouwd met de Harderwijker Aart Jansen. De kinderen uit het 2e huwelijk gaan door het leven als van Gens of Van Gents en het is dan ook zeer waarschijnlijk dat de familie Van Gens haar naam dankt aan de boerderij die zij ooit bewoonden en die genoemd was naar een adellijke eigenaar.
Rond 1825 woonde Gerrit Dooijewaard of Dooijeweerd op Gentenerf. Hoewel er vraagtekens zijn, kan het zomaar zijn dat de mensen met deze achternamen in deze regio afstammen van de kleermaker Anthony die zich in 1687 vanuit Dodewaard in Harderwijk vestigde. Gerrit op Gentenerf was in 1774 geboren in Harderwijk waar ook zijn vader in 1729 het levenslicht zag.
Van een vrij goed naar een leengoed
Willem Jan de Vries had Gentenerf geërfd van zijn moeder die het had geërfd van haar moeder Aleijda Johanna van Westerveld. In de boedelscheiding van 1798 staat het erf als volgt beschreven:
‘Een erf genaamd Genten Erf in Tonsel gelegen, zijnde leenroerig aan deze Provintie met zijn landerijen en houtgewasschen, waar bij behoren de hagen de groote en kleine Havercampen met den omloop, de Koebosch, een hage bij Venemansland en Venemansland‘.
De opmerking over de leenroerigheid had te maken met iets waartoe juffrouw Evermoet van Essen in 1676 had besloten. Zij was toen eigenares en besloot Gentenerf te laten omzetten in een leengoed. Dat gebeurde door deze bezitting op te dragen (over te dragen) aan de Staten van Gelre, waarna zij het als leengoed terugontving.
Het leenstelsel dateerde uit de middeleeuwen en was eigenlijk allang achterhaald. Je kunt je dus afvragen waarom zij dit deed. Zij bezat iets volledig in eigendom en kreeg het in leen terug. Dat lijkt een onvoordelige zaak. Waarschijnlijk zat het voordeel hierin dat een leengoed niet met de andere bezittingen vererfde. Zo’n bezitting bleef dan behouden voor de familie die het oorspronkelijk had bezeten.
Evermoet, die ongehuwd bleef, wees haar neef Frederick Hendrick van Gent aan als erfgenaam. Deze verkocht het leen in 1699 aan Willem Celeman van Westerveld. Diens zoon Anthony erfde het in 1741 en daarna erfde zijn zojuist genoemde dochter Aleijda Johanna het in 1762 weer van hem.
Het spoor verder terug
Evermoet van Essen was een loot uit een oud en invloedrijk geslacht uit Overijssel dat al halverwege de 14e eeuw wordt genoemd. Zij werd geboren rond 1623 en was een dochter van Hendrik van Essen (van Langeler (1579-1640) en Swane Loose (1590- 1645). Evermoet bleef ongehuwd, waardoor haar bezit vererfde op een neef. Haar vader was onder meer raadsheer van het Hof van Gelre, burgemeester van Harderwijk en curator van de Gelderse Hogeschool in die stad.
Uit de periode 1595 tot 1623 zijn lijsten bewaard van eigenaren van goederen in Ermelo die met tussenpozen van enkele jaren zijn opgesteld. We kunnen de achtereenvolgende eigenaren van een erf over de periode van 30 jaar aardig volgen. Het volgende lijstje moet wel betrekking hebben op Gentenerf:
• 1595 Arent van Heuckelum mit Geert Loze
• 1605 Arent van Hueclum mit Geert Loge
• 1611 Die weede. (= weduwe) Arndt van Heuckelum mit Geert Loge
• 1623 Hendrick van Essen (Jonker) Raedtzheer vant erff toe Tonsel
We zagen dat Hendrik van Essen gehuwd was met Swane Loose. Ondanks de wisselende spelling is hier toch wel duidelijk continuïteit aan te wijzen.
En nog verder terug
We blijven dezelfde methode volgen als bij Veldzicht door in een tijnsregisters op zoek te gaan naar een vermelding die met Gentenerf te maken kan hebben.
We vinden dan de volgende opsomming:
Een mooi rijtje dat weer goed past bij de eerder langsgekomen namen. Hier ging het om tijns die betaald moest worden van 4 morgen land. Dezelfde personen moesten ook tijns betalen van een ander stuk land, van een morgen die ooit van Gese van Tonsel was en bij Rabbencamp lag en van 4 morgen die ooit van Gerlach van Vreden was. Bij Gentenerf behoorden nogal wat landerijen op Riebroek en in Horst en deze zullen daarvan deel hebben uitgemaakt.
Wermbolt Wermbolts, de vroegste bezitter in dit rijtje, leefde vermoedelijk rond 1470. We zijn dan aangeland in dezelfde periode die voor Veldzicht werd gevonden. De knop leidt naar een uitgebreidere tekst van dit artikel die ook wat vooruitloopt op een mogelijk nog oudere geschiedenis van Gentenerf. Hopelijk leidt dit nog eens tot een verder vervolg.
Ik kan me overigens goed voorstellen dat een lezer denkt: wat moet ik met die brij van namen? De eigendomsgeschiedenis moet je echter wel in beeld hebben om meer te weten te komen over bewoners, gebeurtenissen en ook over de ontginningsgeschiedenis van de landerijen die bij een boerderij hoorden. Het is dus eigenlijk een noodzakelijk begin.