Tot ongeveer 30 jaar geleden stond op de hoek van de Stationsstraat-Molenweg de groentezaak van de familie Smink. De zaak werd gesloten, het oude pandje afgebroken. Dit om plaats te maken voor een wat ondefinieerbare nieuwbouw waar huurders het nooit heel lang volhielden. Het is wel een plekje waar qua geschiedenis wat over te melden is.
De oudste gegevens
In het dorp stond vroeger een herberg. Het Weitje was toen geen grasland, maar het erf van die herberg. Gedurende het grootste deel van de 18e eeuw waren leden van de familie Bast herbergier. Cornelis Bast jr. ging vanaf het midden van de eeuw ‘in onroerend goed’. Maar op den duur ging dat mis.
Tegen het einde van zijn leven volgde de ene gedwongen verkoop na de andere. Op 26 februari 1783 verkochten de curatoren van de (inmiddels) weduwe Bast in het openbaar aan Willem Meijer en Dirkje Gerrits ‘een huijs en hoff in den dorpe van Ermelo, schietende aan het veld soo en als laetst bij Arend Berends is bewoont en gebruijkt is’. Het ging hier om een huis op de plek waar later Smink gevestigd was.
De situatie in 1832. Perceel F 68 is het onderwerp van dit verhaal. De beschrijving ‘schietende aan het veld (de heide)’ ging toen ook nog op.
In 1795 overleed Willem, in 1803 gevolgd door zijn echtgenote. De erfgenamen verkochten hun huis ‘met enig hofland’ aan Gerrit van Veldhuijsen en diens echtgenote Dirkje Reijers van ’t Slot. Gerrit was de waard van de herberg die hierboven al werd genoemd en het echtpaar bleef ook in de herberg wonen. Het gekochte huis werd verhuurd. Nadat Gerrit in 1821 was overleden, zette Dirkje als herbergierster de zaken voort. Willem Pol lijkt toen de huurder te zijn geweest van het huisjedat toen het huisnummer 13 had. Een uitgebreider adres was niet nodig. Nadat ook Dirkje van Veldhuijsen in 1827 was overleden, is de erfenis verdeeld en is het huisje kennelijk toegevallen aan dochter Jannetje en haar man Dries de Boer.
Dries en Jannetje bewoonden een boerderij in Horst en hadden het huisje dus zelf niet nodig.. Rond 1839 hebben zij het verkocht aan Berend Beekman en zijn echtgenote. Berend was in dienst van de families Van Westerveld en Sandberg van Leuvenum en werd later waard in De Zwarte Boer. Dit is al de derde waard die in dit verhaaltje voorkomt en Berend is in zekere zin ook niet de laatste. Ook hij zal er nooit hebben gewoond. Na zijn overlijden erfden dochter Hendrika en schoonzoon Dirk van ’t Slot, landbouwers in Leuvenum, de perceeltjes in Ermelo en verkochten deze in 1887 aan Koert Wildeboer. Deze bouwde op het naastgelegen bouwland een hotel waaraan een afzonderlijk artikel is gewijd. Het oorspronkelijke huis is mogelijk gesloopt en vervangen door een nieuw woning. Dat is niet helemaal duidelijk. In ieder geval bleef er een woning naast het hotel.
In 1896 kwam hotelier Koert Wildeboer plotseling te overlijden. De weduwe kon in haar eentje (met ook nog zeven jonge kinderen) de exploitatie niet voorzetten en verkocht het pand aan mevrouw Houwink-Eilerts de Haan.
Het huis in de vroege 20e eeuw. Helaas is niet overgeleverd wie er op de foto staan.
Zij is verhuisd naar het naastgelegen huis. In 1899 heeft zij ook dit huis verkocht en is verhuisd naar de Burgemeester van Oordtstraat waar zij een winkel opende.
Kopers waren de twee zonen van ds. Arend Mooij, boekdrukkers, die ook een belangrijke rol spelen in een ander verhaal. Hun vader moet toen enige tijd met zijn grote gezin in het huis hebben gewoond. Misschien met het oog daarop is het huis in 1900 verbouwd.
Arend Mooij was predikant en voorganger van de Zendingsgemeente. Enkele jaren voordien waren er grote problemen gerezen binnen de door ds. Witteveen gestichte gemeenschap. Mooij was een van de centrale figuren in de ontstane onenigheid. Er is daarover al veel gepubliceerd. Daarom laat ik het hierbij. Van belang is nog wel dat Mooij in Rotterdam zich sterk had ingezet voor de door hem opgerichte Stadsevangelisatievereniging ‘Jeruël’. Jaren later kocht deze vereniging een door twee zonen van Mooij gebouwd huis aan de Berkenlaan en vestigde er een rusthuis en soort steunpunt. Op een gegeven moment is het gezin Mooij vertrokken. In 1910 woonde zoon Arend Henri er met vrouw en kind van enkele maanden. In 1916 verplaatste de gebroeders Mooij hun bedrijf naar Harderwijk en veilden ook de dit huis. Daar woonde toen een zekere Van Balen over wie verder niets bekend is.
We maken dan een grote sprong. Het huis is in 1916 door de gebroeders Mooij geveild. Nadien is op enig moment het huis verbouwd tot winkel. Als gebruikers zijn bekend Gerrit den Besten die in 1930 op 39-jarige leeftijd overleed, vijf jonge kinderen nalatend. Eind 1933 heeft er een veiling van het pand plaatsgevonden. Blijkbaar is het niet verkocht, want 2,5 jaar later vond op hetzelfde adres in verband met faillissement de openbare verkoop plaats van de roerende goederen van de weduwe. Je komt wat ellende tegen bij het struinen door de geschiedenis. Vreemd genoeg staat de weduwe in een adresboek van 1938 nog op hetzelfde adres vermeld. In 1945 adverteerde H. Bosch op dit adres met aardappelen en vanaf 1954 heeft G. Smink de zaak in groente en fruit voortgezet, totdat in 1992 het doek viel.
Dezelfde foto bewerkt en in origineel, maar nogal vervaagd. Jacob Mooij (geb. 1889) vóór 1903 trots poserend met zijn rijwiel. Rechts het pand van Beerdsen. Op de achtergrond het huis van Barmhartigheid en (links) de boerderij van Rikkers.
Ter afsluiting een knipsel over het jubileum van Gerrit Smink. Ook als hommage aan het bijna verdwenen beroep van venter.