Dit verhaal gaat over de boerderij die Groot Noordbrandsgoed heet. Een eigenaardige naam. Ik laat het voorvoegsel ‘Groot’ voorlopig maar weg omdat dit een recente toevoeging is en het is sowieso al een lange naam. De boerderij ligt aan de Nijkerkerweg maar die liep vroeger anders. Vanaf de splitsing met de Telgterweg ging de weg min of meer rechtdoor langs het erf De Zuiderzee en dan richting Klein Noordbrandsgoed van de familie Vlijm. De wat vreemde lus langs Zeeburg en Noordbrandsgoed is van later tijd. De oude route is op het kaartje in rood aangegeven.
Een goed gekozen plek
Noordbrandsgoed ligt op een heel geschikte plek. Onze verre voorouders wisten wat zij deden. De Nijkerkerweg loopt over een dekzandrug en ligt dus wat hoger in dit kustgebied. Veel boerenwoningen lagen op de flank, een stukje van de weg, en waren via een oprijlaantje met de weg verbonden.
Op het hierboven afgebeelde kaartje is de situatie mooi te zien. In rood het oude tracé van de Nijkerkerweg en in blauw het verbindingswegje naar Noordbrandsgoed. Het stuk weg tussen Noordbrandsgoed en Zeeburg was een “alleetje“, een verbindingswegje voor buren en misschien had het ooit ook een functie voor het huis Zeeburg.
Hoogtekaart over kaart Nijkerkerweg 1890. De pijlen wijze naar enkele zeer oude erven. Lichtblauw is ca. 2,5 m., groen ca. 5,5 m. en paars ca. 8-10, m. > NAP. Oude erven en huiskampen liggen mooi in het middengebied qua hoogte. Het gesloten blauwe pijltje wijst naar Noordbrandsgoed.
In notariële akten staan meestal de percelen vermeld die bij een boerderij behoorden. Op oude kadastrale kaarten kun je die dan terugvinden. In 1832 was de situatie vrijwel nog zoals die theoretisch behoorde te zijn. De boerenwoning centraal, oostelijk daarvan een moestuin en boomgaard etc. en nog meer oostelijk de wat hoger gelegen akkers. Westelijk eerst de weilanden om het vee te weiden. Nog verder richting kust, in de gebieden Riebroek en Muyssem, de hooilanden. Deze waren te drassig voor vee. Met land in al deze gebieden kon een boer zelfvoorzienend zijn.
De ligging van de bijbehorende percelen
Vermoed wordt dat het weidegebied aan de westkant al in de 12e of 13e eeuw is ontgonnen en dat percelen daar werden toegedeeld aan de aanliggende boerderij. Deze percelen worden hoevestroken genoemd en hadden vaak een naam die eindigde op -slag. De datering van de ontginning zou betekenen dat Noordbrandsgoed al voor 1300 bestond. Dat is niet zo gek, want de aangrenzende boerderij Westenhuijsen of Zeeburg bestond in 1320 ook al.
Een leengoed
Noordbrandsgoed is vroeger een leengoed is geweest van de grootgrondbezitter Herbertus van Putten of diens nageslacht. Herbertus leefde rond 1313. Iemand kreeg iets, in dit geval een boerderij, in leen en was dus als leenman de bezitter. Op den duur verschoof bezit vaak naar eigendom. De oude plichtplegingen bleven nog wel bestaan. Bij de komst van een nieuwe leenman/bezitter werd een nieuwe leenbrief opgesteld, moest een eed worden afgelegd en een betaling plaatsvinden. Maar in de praktijk was de leenman eigenaar geworden. Er zijn leenbrieven van het Huis Putten bewaard vanaf de vijftiende eeuw.
Van Noordbrandsgoed dateert de oudste leenbrief uit 1536. Er zijn waarschijnlijk oudere geweest, maar al in die tijd schreef iemand: ‘dat de selige Joffer van Putten haar lehenboeicken verwarde, is een eygelick wel kondig’. Er zouden uit die boeken ook pagina’s zijn gescheurd. Leenman werd in 1536 Alphert van Erck. In de leenbrief wordt het erf aangeduid als ‘het leengoed dat Noy Gerrits zaliger had liggen in het kerspel van Ermelo in de buurtschap dat op den Pels heet, naast het erf van de nonnen binnen Harderwijk’. De naam Noy Gerrits moet de lezer even in de oren knopen.
Noordbrandsgoed rond 1980
De aanduiding op de Pels wekt wat bevreemding. We kennen de naam De Pels van het begin van de Nijkerkerweg waar hij verbonden is aan drie boerderijen (De Grote en de Kleine Pels en het Pelsstuk). Echter, ook uit een enkele andere vermelding blijkt dat De Pels in de late middeleeuwen een veel groter gebied in Telgt omvatte. Wat de nonnen binnen Harderwijk betreft zij hier alleen vermeld dat het om het aangrenzende Kindergoed gaat.
Hoe de boerderij aan haar naam komt.
Vanaf 1536 zijn ondanks de kennelijk verwarde administratie en allerlei rampen verschillende leenbrieven bewaard gebleven. In een uitgebreide versie van dit artikel is een staatje opgenomen van de achtereenvolgende leenmannen, met vermelding van allerlei bijzonderheden.
Daaruit blijkt dat ene Noy Gerrits, aan wie het goed op de Pels toebehoorde, op 10 december 1535 of kort daarvoor kinderloos is gestorven. Hij werd ook vaak Noy Brandts genoemd. In latere leenbrieven wordt vaak aan hem gerefereerd. In 1541 gaat het over het erf dat Noy Geerts plach toe te horen. In 1607 is sprake van Noeybrandtsgoet op den Pels en in 1624 van Noorbrantsgoet.
De lezer mooi kan zo volgen hoe de naam Noordbrandsgoed is ontstaan. Via Noeybrandtsgoet is deze geëvolueerd tot Noordbrandsgoed. In de 17e eeuw was de herinnering aan Noy verdwenen. In een bijlage volgt meer over deze Harderwijker en ook over de perikelen na zijn overlijden.
Fragment van een document waarin (in de 3e regel) de dubbele naam van Noy vermeld staat.
De familie Van Wijnbergen
Zoals het staatje hierboven laat zien is Noordbrandsgoed lange tijd eigendom geweest van twee families, elk voor de helft. De familie Coolwagen, die rond 1650 de Essenburg bouwde, is in ieder geval 70 jaar mede-eigenaar geweest. De andere helft ging over van de familie Van Huet, via Gerrit ten Holte naar leden van de Harderwijkse familie Nuck.
Ook rond 1650 was de familie Van Wijnbergen, die Oldenaller onder Putten in bezit had, waarschijnlijk met de bedoeling om er openbare ambten te kunnen bekleden, bezig het goederenbezit onder Putten en Ermelo uit te breiden. Johan Van Wijnbergen kocht tussen 1649 en 1661 enkele landerijen in Ermelo, o.m. van Coolwagen. Misschien heeft de familie Coolwagen haar bezit meer willen concentreren rond de Essenburg en is hieruit de verkoop voortgekomen.
In de periode 1662 – 1665 kocht Ditmar van Wijnbergen Noordbrandsgoed en in 1665 ging het als leengoed over naar Oldenaller waarvan Sibert van Wijnbergen eigenaar was. Voortaan was Sibert dus leenheer. Het zal allemaal in een strategie van de familie hebben gepast. Van Ditmar moet Noordbrandsgoed vervolgens zijn overgegaan op diens zoon Wolter Joseph. In 1710 bouwde deze in Telgt op het erf van de aangrenzende boerderij Westenhuizen het landhuis Zeeburg (Zie het artikel daarover).
De fraai geschreven uit 1665 daterende akte. De naam, laatste woord van de eerste regel, is wel te lezen.
Zoon Siwart Johan van Wijnbergen werd in 1720 ambtsjonker van Ermelo en voegde de woorden “tot Zeeburg” toe aan zijn naam. Kennelijk erfde hij deze bezittingen in Ermelo van zijn in 1723 gestorven vader. In het lidmatenboek van de Hervormde Gemeente staat de volgende aantekening: “De Hoog Weledelgestr. Heer Sijwart Johan Baron van wijnbergen Heer tot Zeeburgh, aangenomen door Jacobus Philippus van Medenbach, H [= Herfst]. 1725. den 13 Sept. Sijnde dit de Eerste, die hij sedert sijn dienst als predicant heeft aangenomen”. Waarschijnlijk koos hij dus Zeeburg als woning.
Siwart Jan werd geestesziek en onder curatele gesteld en stierf ongehuwd in 1750. Hoe er met zijn bezit is omgesprongen, heb ik nog niet kunnen achterhalen. In 1760 behoorde Noordbrandsgoed tot de eigendommen van de Vrouwe Thoe Schwartzenberg en Hohenlandsberg. Later vinden we Wilco van Schwartzenberg en Hohenlandsberg als eigenaar. De eigendomsgeschiedenis van de boerderij loopt dan enige tijd parallel met die van het naburige Westenhuijsen.
Verkoop aan Nicolaas van Diermen
In 1788 overleed Wilco en drie jaar later verkochten diens erfgenamen Noordbrandsgoed aan Mr. Nicolaas van Diermen. Daarbij behoorden toen de Lage Bree met zijn houtgewas, het Noordbrandsbosch, het Lage Bosch, het Bergkampjen, een weiland De Simpelt genaamd, en ook De Schippersslaagen en zo nog wat landerijen. De ligging is vrij uitgebreid beschreven, waardoor de meeste percelen met behulp van de kadastrale kaart uit 1832 en wat aanvullende informatie zijn terug te vinden. Een herinnering aan oude tijden vormden nog de namen Coolwagensbosjen, Coolwagens Campjes en de halve Bijl.
Nicolaas van Diermen was schout in Putten Zijn echtgenote was Evertje Campert. Zij was een halfzuster van Maria Campert die gehuwd was met Ds. Johannes van Elfrinkhoff. Dit echtpaar kocht, ook in 1791, de al eerder vermelde boerderij De Zuiderzee, vlakbij Noordbrandsgoed. Dat zal geen toeval zijn geweest. Aardig is dat hun nazaten nog tot enkele decennia geleden die boerderij in eigendom hebben gehad.
Arendsen en Van de Pol
De familie Van Diermen heeft Noordbrandsgoed tot 1823 in eigendom gehad. In dat jaar verkochten de erfgenamen het erf aan Gijsbert Arendsen, koopman te Putten en houtrichter (een soort bestuurder) van het Putter- en Sprielderbosch. Hem vinden we in 1832 in de kadastrale gegevens als eigenaar terug. Hij was ook eigenaar van en woonde op het Huis Schoonderbeek onder Putten.
In 1847 stierf Gijsbert Arendsen en werden zijn bezittingen verdeeld tussen zijn weduwe en de kinderen . Dochter Harmpje, gehuwd met de schoolonderwijzer Wouter van de Pol erfde Noordbrandsgoed en een aantal landerijen in Putten. Noordbrandsgoed werd geschat op Fl. 12.000,00. De nazaten van Gijsbert Arendsen hebben Noordbrandsgoed tot 1901 in bezit gehad. Kleinzoon Reinhard Aalbert van de Poll veilde in 1901 zijn van zijn moeder en broer geërfde bezit. Dat bleek inmiddels te zijn gesplitst in twee boerderijen. Het meest westelijke bezit van het oorspronkelijke erf behoorde tot Klein Noordbrandsgoed en werd verkocht aan Aart Vliem. Hij bewoonde kennelijk al een deel van woning. (Groot) Noordbrandsgoed werd even later geveild en kwam in handen van Willem van Loo.
Een tekening van Noordbrandsgoed waarschijnlijk daterend uit de 19e eeuw
Dezelfde situatie op een foto van rond 2010
Van Loo en Vliek
Het erf was verpacht aan de weduwe Ruiter. Nadien heeft volgens overlevering nog een Van Wincoop op de boerderij gewoond. Dat klopt, want we vinden Hendrik van Wincoop op dit adres. Willem van Loo, destijds een vooraanstaand man in de Ermelose samenleving, heeft het erf waarschijnlijk gekocht voor zijn dochter Geurtje en zijn schoonzoon Johannes Vliek. Hijzelf heeft er nooit gewoond. Johannes en Geurtje trouwden in maart 1909 en betrokken de boerderij. Kennelijk met het oog daarop had Willem van Loo al in 1908 een verbouwing gepland. Er is overigens ook een verhaal over een windhoos die in die oude tijd schade had aangericht. De meest vergaande versie spreekt over een weggeblazen houten achtergevel, maar misschien is er sprake van een opgeblazen verhaal. Nadien is het overgegaan in handen van Harmen Vliek die die in 2002 een deel van de boerderij nog met zijn uit Putten afkomstige vrouw bewoonde. Beiden zijn nadien overleden. Hun zoon Henk heeft het bedrijf overgenomen en is hoofdbewoner. De familie heeft dit oude erf alweer 105 jaar in eigendom.
En tot slot
Dit verhaal is een geactualiseerde en ingekorte versie van twee artikelen die ik 20 jaar geleden heb geschreven voor ’t Erf van Ermel. Wat ben ik nu met deze nieuwe versie opgeschoten? In ieder geval is nu duidelijk waar de naam vandaan komt en er is meer zekerheid over de periode van pakweg 1500 tot 1711 wat betreft eigendom. Maar zoals al verteld, het kan best zijn dat Noordbrandsgoed al voor 1300 bestond. Van de eerste drie eeuwen weten we dan nog niets. Een intrigerend gegeven dat ik nu maar even kort noem omdat het toch allemaal al te uitgebreid is geworden, is de vermelding ‘van Hollander hoeve’, waar het gaat om percelen van Noordbrandsgoed in het tijnsboek. Had deze betrekking op de boerderij of ging het alleen om een bijbehorende tijnsplichtig stukje land? En wie was dan (die) Hollander? En hoe kwam de familie Thoe Schwartzenberg in het bezit van Noordbrandsgoed? Vragen waarop ik ooit antwoord hoop te kunnen geven. Al moet dit maar niet weer 20 jaar duren.