Hamburg |  Putterweg 61 (ca.)

Tot voor 200 jaar was de Arnhemse Karweg de belangrijkste noord-zuidverbinding voor Ermelo. Ten noorden van het dorp liep de weg ongeveer zoals nu de Prinsesselaan. In het dorp ging de weg wat slingeren. Hij passeerde het Weitje aan de westzijde en de Oude Kerk aan de oostzijde en zette zich in zuidelijke richting redelijk recht voort. Rond 1830 kwam de Zuiderzeestraatweg gereed. Deze ging kaarsrecht richting Putten en kruiste de Arnhemse Karweg ter hoogte van de huidige Ericalaan. Omdat ook juist daar een zandweg uit Telgt richting Speuld en Leuvenum op deze wegen uitkwam, ontstond daar een zessprong.

Nergens is de straatnaam beter aangegeven dan op de hoek van de Karweg met de Hamburgerweg.

Een punt waar wegen naar Harderwijk, Putten, Arnhem, Telgt en Speuld/Leuvenum bij elkaar kwamen, was waarschijnlijk een geschikt punt voor een kroegje. Vanouds reden voerlieden uit Harderwijk ’s nachts naar Arnhem om daar vis af te leveren die van daar waarschijnlijk per rijnschip verder werd getransporteerd. Het urenlang op de bok zitten bij kou en regen was niet erg comfortabel en vanaf dit punt kwam de voerman voorlopig geen dorpen meer tegen. Een prima plek om nog even een hartversterking te nemen.
Deze gedachte zal mogelijk zijn gevaren in een zekere Gerbrand van Beek. Deze Gerbrand was in 1806 in Ermelo geboren en hij was een van de vele kinderen van Nuy Reyersen van Beek. Ik zal de lezer niet vermoeien, althans niet op deze plaats, met een uitweiding over deze familie. Het belangrijkste voor nu is te weten dat deze familie ook bekend stond als Van de Beek en toen al anderhalve eeuw in het dorp woonde. Een honkvast gezelschap dat bovendien de huwelijkspartners dicht in de buurt zocht. Dat gold trouwens niet voor onze Gerbrand want hij was met een dame uit Kootwijk getrouwd.

Hamburg in het jaar 1904

Een geschikte plek

Aan de oostkant van de zessprong had Jan Lucassen van Loo, een landbouwer uit het dorp, een stuk bouwland van 1½ hectare dat bekend stond als De Veldhoek. Van Loo verkocht dit bouwland in 1844 aan de Harderwijkse koopman Marten van Vledder. Deze was in die tijd een actief handelaar in grond rond Ermelo. Van Vledder verkocht het perceel in 1845 aan de Ermelose predikant P.W. Prins. Deze heeft op zijn beurt het perceel in 1847 verkocht aan de Gerbrand van Beek.[i] Daarna verrees er al snel een boerderijtje dat ook de functie van kroegje kreeg met Gerbrand als boer en kastelein. Het kreeg de naam Hamburg.

Hamburg en Hamburgerweg

Wat de eigenaar ertoe bracht om zijn etablissement Hamburg te noemen, zal wel altijd een geheim blijven. Destijds was Hamburgs bier een begrip, maar of dat er iets mee te maken heeft? Feit is dat de naam een synoniem werd voor deze omgeving. In later tijd was hier aan de westkant van de Putterweg een terrein waar woonwagenbewoners tijdelijk mochten neerstrijken. Op veilige afstand van de bewoonde wereld, zal de gedachte wel zijn geweest. Men sprak in die tijd over woonwagens die ‘op Hamburg’ stonden. Al met al hebben we aan die vernoemingen de naam Hamburgerweg te danken. Tot ongeveer 1950 was die weg berucht vanwege zijn deerlijke staat. De columnist Harm Kletsmeijer wijdde er in het plaatselijk weekblad menig stukje aan en noemde het smalend de Hamburgerallee. Uiteindelijk werd de zandweg rond 1953 verhard.

Straatweg naar Putten in 1909

Aankondiging van de veiling in 1890

En verder?

Gerbrand kwam in 1878 te overlijden. De erven verkochten Hamburg in 1890 aan Gerardus Visser, een bakker die zijn zaak had op de hoek van de Leuvenumseweg waar anno 2021 De Boterlap is gevestigd. Deze zal het erfje hebben verpacht. Visser overleed in 1904 waarna zijn echtgenote Grietje van Os het vruchtgebruik kreeg. In 1910 vinden we de weduwe van Hendrik Vliek als huurster of pachtster van Hamburg. In 1913 nam eigenaresse Grietje een hypotheek op haar bezittingen en in 1918 volgde een veiling. Bewoner was toen Simon Vliek, de zoon van de eerdergenoemde weduwe. Hij betaalde fl. 65,00 per jaar aan huur, evenals zijn moeder. Groot was het huisje niet. Er waren twee vertrekken, een van 4 bij 4 meter en een van 4 bij krap 3 meter. Het pand diende waarschijnlijk allang niet meer als kroegje. De vishandelaren zullen ook de komst van de spoorlijn rond 1863 benut hebben om hun handel per trein te vervoeren. Belangrijker was dat er sinds 1881 een wet was ter beteugeling van alcoholgebruik, de Drankenwet. Er was voortaan een vergunning nodig voor het schenken van sterke drank en gemeenten mochten maar een beperkt aantal vergunningen afgeven. Overigens lagen aan deze wetgeving geen overwegingen van gezondheidsbescherming ten grondslag. Het had alleen te maken met het kunnen handhaven van de openbare orde. Het is dus waarschijnlijk dat al de erfgenamen van Gerbrand van Beek al tegen beperkingen aanliepen, als de familie al niet eerder al met deze activiteiten is gestopt.

Verantw. afbeeldingen/bronnen