In den bloeitijd. Stationsstraat 30/Horsterweg 1-3

Begin vorige eeuw werd dit boerderijtje nogal eens afgebeeld op een prentbriefkaart met het bijschrift ‘in den bloeitijd’. Dit vanwege de in bloei staande fruitboom, naar ik aanneem. Het pandje leverde, al dan niet met poserende bewoonster, een romantisch beeld op dat uit de stad afkomstige toeristen deed terugverlangen naar een onbekommerde eenvoudige levenswijze. Een levenswijze die nooit bestaan heeft, maar dat terzijde.

Een plek met geschiedenis

Dit huisje stond op de hoek van Horsterweg en de Stationsstraat. Op de foto is te zien dat het is gebouwd in de jaren dertig van de negentiende eeuw. Het precieze jaar is op geen enkele bekende afbeelding af te lezen door de overvloedige begroeiing. Het huisje is gebouwd op de fundamenten van een voorganger. Daarover is nog wel wat te vertellen.

Het huisje werd niet alleen op prentbriefkaarten afgebeeld. Kitsch? Ik vind het wel een leuk tijdsbeeld. 

Lucas Eijbertsen (van Loo): de eerst bekende eigenaar

In het midden van de achttiende eeuw heeft zich een zekere Lucas Eijbertsen vanuit Apeldoorn in Ermelo gevestigd. Hij woonde in zijn vorige woonplaats vast dichtbij het slot van de stadhouder want hij noemde zich ‘Van Loo’. De meeste Ermelöers die Van Loo heten, zijn nazaten van personen uit Horst, maar voor Lucas lag dit dus anders.
Lucas Eijbertsen trouwde in 1752 met Marrijtje Lubberts, een Ermeloos meisje, oorspronkelijk afkomstig uit Leuvenum.
Lucas en Marrijtje bezaten een boerderij aan wat nu de Van Beekweg heet. Daarbij hoorde kennelijk ook het huisje waarover dit verhaal gaat. De eigenaren verkochten dit in 1773 aan Johannes Lubbersen. Johannes was ook afkomstig uit Leuvenum, ongehuwd en mogelijk een broer van de verkoopster. Hij heeft nog een piepklein rolletje vervuld in het  geruchtmakende proces rond Verbrande Berend (Zie Speulde). Johannes was namelijk het slachtoffer van een diefstal van bijen door Berend.  Diens verklaring vormt een ongedachte bevestiging van wat hiervoor werd verteld. Johannes trouwde in 1792 met de 25-jarige Hendrikje Eijkenroth, een dochter van de armenjager (een soort veldwachter).

 

 

1773. Jannis Lubbertsen koopt een huisje in Ermelo.

 

 

1773. Deel van de bekentenis van Berend Everts waarin hij verklaart immen te hebben gestolen uit de (bijen)stal van Jannis Lubbertsen die ‘nu in Ermelo woont waar hij een huisje heeft gekocht’.

Van Lubbertsen naar Westhuis

De situatie ten tijde van Berend Westhuis

Johannes ( in de wandeling Jannis genoemd) en Hendrikje kregen na 14 jaar huwelijk in 1806. een dochtertje. Helaas kwam de vader een jaar later te overlijden. Weduwe Hendrikje trouwde daarna met de kleermaker Berend Westhuis. Wanneer, weten we niet want er is een lacune in de trouwboeken. Hendrikje kwam in 1836 te overlijden en Berend in 1847.

In 1835 heeft notaris Vitringa het testament van Berend op papier gezet. Berend Westhuis wilde zijn gehele bezit nalaten aan de diaconie van de Hervormde Gemeente in het Kerspel Ermelo. Zijn echtgenote zou wel het vruchtgebruik houden tot haar dood, maar we hebben gezien dat zij al in 1836 stierf.

Eigendom van de diaconie

De nagelaten bezittingen van Berend zijn inderdaad overgegaan naar de diaconie. Het bestond uit het afgebeelde huisje met erf en een stukbouwland achter het huis, met enig hakhout langs de weg. In 1876 is het huisje in drie afzonderlijke woongedeelten gesplitst en in 1906 werd een deel van de bijbehorende akker verkocht aan Peter van den Brink. Deze timmerman annex winkelier bouwde een huis op de hoek met de Berkenlaan. In 1910 besloot het College van Diakenen nog meer te verkopen. Het restant werd in acht percelen te koop aangeboden. Enkele bouwpercelen werden bij de veiling verkocht. Het huisje werd niet gemijnd. Dat werd toen voor een deel bewoond door de 70-jarige Hendrikje van de Flier, laatstelijk weduwe van Willem van de Steen. Zij zal degene zijn die op de prentbriefkaart is afgebeeld. Het andere deel werd gehuurd door Dirkje van den Hazel, 18 jaar oud, en haar jongere broertje. Zij waren wezen. Dirkje kreeg een relatie met een zekere Van Mulder, afkomstig uit Brussel, waaruit een  grote kinderschaar voortkwam.

Het huisje in de bloeitijd (niet van het pand). De ervoor staande vrouw was waarschijnlijk de weduwe Van de Steen.

Voor dit verhaal is van belang dat twee percelen werden gekocht door resp. Gerrit Wildeboer, metselaar en Aalt Timmer, timmerman. Zij bouwden al snel elk een huis aan een nog naamloos verbindingswegje waaraan Peter van den Brink al eerder een huis had gebouwd. Later kreeg het wegje de naam de naam Torenlaan kreeg. Ook heeft het nog een tijdje Marktweg geheten. De drie huizen staat er nog. Torenlaan 22 tot en met 26. Alleen het middelste huis in nog redelijk oorspronkelijk.

Het huis van Van den Brink. Aan de reclameborden bij de voordeur is te zien dat hij ook winkelier was. Het meisje is Ineke Buys, een nichtje van de familie Drost in wier tuin de foto is gemaakt (foto coll. H. Drost. Met dank)

Links een stukje Torenlaan (onder, links de Berkenlaan). Midden de panden van Makaske, ingeklemd tussen de wegen en Garage Versteeg. Rechts de situatie 2021.

Het perceel is gekocht door Gerrit Jan Makaske. Dan betreden we voor oudere Ermeloërs bekend terrein. Makaske was aan de Badhuisweg begonnen met het repareren van matrassen, maar al snel werden de zaken uitgebreid met de verkoop van meubels en woningtextiel. In 1930 zou de zaak zijn verplaatst naar de hoek Horsterweg- Stationsstraat.  De familie Makaske heeft er een woonhuis met werkplaats gebouwd dat het adres Horsterweg 1-3 kreeg. Aan de Stationsstraat werd een winkelpand gebouwd (nr. 30)dat de naam Het Meubelhuis kreeg. Beide zijn nog goed herkenbaar.