Inbraak in Leuvenum en nog wat meer

Bij liefhebbers van de geschiedenis van de regio is inmiddels wel algemeen bekend dat in Leuvenum achter De Zwarte Boer een eilandje ligt waarop het oude Huis te Leuvenum heeft gestaan. Volgens verschillende bronnen zou het huis in 1854 zijn afgebroken. Een sluitsteen aan de achterzijde van De Zwarte Boer toont het bouwjaar 1855. Het is daarom aannemelijk dat bij de bouw gebruik is gemaakt van sloopmateriaal van het landhuis.

 

 

Eilandje achter de Zwarte Boer (Foto Gelders Archief)

Wanneer gebouwd?

Het moment van afbraak is dus vrij precies bekend, maar dat geldt niet voor het moment waarop het huis is gebouwd. De Ermelose (amateur-)archeoloog Ed Feenstra heeft veel onderzoek gedaan naar de geschiedenis van Leuvenum en ook naar het landhuis. Hij meende dat het een 18e-eeuws huis was en dat het na 1741 was gebouwd. Dat laatste omdat het huis niet is aangegeven op een kaart uit dat jaar. Uit archeologisch onderzoek naar de fundamenten concludeerde hij dat het een vochtig huis moet zijn geweest en dat het ook niet heel lang kan hebben bestaan.

 

 

Fragment van de minuutkaart 1832 van Leuvenum 

In het nieuwe Huis te Leuvenum hingen ooit twee tekeningen van het 18e-eeuwse huis. Feenstra had wel enige twijfels over de getrouwheid, met name wat betreft de afgebeelde brug, maar het geheel zal toch niet verzonnen zijn. De halfronde uitbouw aan de achterzijde is trouwens op de kadastrale tekening ook te zien.
Het Huis te Leuvenum bestond in ieder geval al in 1777. Anthony Peter van Westervelt erfde toen van zijn vader in de Buurtschap Leuvenum onder meer: ’t Huys & Hof cum annexis, de vijvers en al ’t onderhorige so van Landerijen als houtgewassen’.

Een inbraak in Leuvenum

Voorzijde van het oude Huis te Leuvenum 

Zes jaar later, in de nacht van 12 op 13 september 1783 werd ingebroken in het ’Heerehuys van de Heer van Westervelt ‘. Daarbij werden enkele zilveren lepels en vorken met gegraveerde familiewapens, een paar dekens en nog enige goederen buit gemaakt. De schout van Ermelo draalde niet en schreef die 13e september een brief aan zijn ambtgenoot in Nijkerk, J. Doude. Deze stuurde zijn onderschout Bast (een broer van de Ermelose herbergier) erop uit om onderzoek te doen. Deze deed navraag bij het veerschip (de boot op Amsterdam), bij de lombardhouder (de bank van lening), de zilversmid en enige uitdragers in Nijkerk, maar zonder resultaat.

De daders op het spoor?

Begin november bereikte de schout van Ermelo het gerucht dat in de nacht van de inbraak een persoon met een pak op zijn rug haastig over de dijk bij Nijkerk had gelopen en bij de sluis aan boord van het veerschip was gegaan. Opnieuw had de onderschout navraag gedaan bij de schipper maar die kon hem niet helpen. Schout Doude van Nijkerk had nog even gewacht met bericht aan zijn Ermelose collega omdat de sluiswachter op reis was naar Kleef en hij diens terugkomst wilde afwachten. Dat leverde wat op want het stond de sluiswachter bij dat hij in de bewuste nacht een manspersoon met een pak had gezien.

Achterzijde van het Huis te Leuvenum

Wat daarin had gezeten, wist hij niet. De man was niet met het passerende veerschip meegegaan, maar had nog een borrel bij hem gedronken. Hij wilde ook nog wat blijven maar de sluiswachter had laten merken dat hij naar bed wilde. De man was toen vertrokken. De sluiswachter beschreef hem als even lang als hijzelf en ‘lang en smal van tronie’.

Afloop onbekend

Helaas weten wij niet of de dader is gevonden en of de gestolen spullen zijn teruggekeerd naar de eigenaar. Het verhaaltje geeft wel een aardige inkijk in de opsporingspraktijk van 240 jaar geleden.

Het landhuis was dus door A.P. van Westervelt geërfd van zijn vader. In 1812 plaatste zijn schoonzoon S.J. Sandberg, zijn schoonzoon, een advertentie waarin hij meedeelde dat hij het landgoed Leuvenum van hem had gekocht. Sandberg was een verre voorvader van de freules die tot hun overlijden ‘op Leuvenum’ hebben gewoond. Sandberg woonde overigens in Zwolle.
In 1823 deed zich een sterfgeval voor waardoor het Huis Te Leuvenum leeg kwam te staan en te huur werd aangeboden.

Een nieuwe bewoner

Het is waarschijnlijk dat de hoogleraar in de Theologie Gabriel van Oordt de bewoner werd. In dat jaar ging hij vanwege gezondheidsproblemen met emeritaat. Decennia later schreef Haasloop Werner, een gepensioneerd militaire en liefhebber van geschiedenis, dat Van Oordt de laatste jaren van zijn werkzame leven op Leuvenum had doorgebracht. Dus dat is met elkaar in overeenstemming.

Gabriel van Oordt

Uit de wandelingen van Haasloop Werner

Wanneer de in 1836 gestorven Van Oordt grote verdiensten heeft gehad voor de totstandkoming van de school te Leuvenum in 1839, dan heeft die een lange voorbereidingstijd gekend.

Bronnen, herk. afbeeldingen