Klein Kampveld

Weinig mensen zullen weten dat ooit tussen het huidige terrein van Bartiméus en het oorspronkelijke Groevenbeek een buurtje lag met de naam Kampveld. Over dat buurtje gaat dit artikel.
Er zijn nog wel een paar dingen die herinneren aan dat buurtje. De straatnaam Kampvelderweg bij voorbeeld, maar hoe bekender de klank hoe minder we lijken stil te staan bij de oorspronkelijke betekenis. Verder vermelden de makers van de bekende topografische kaarten (stafkaarten) tot op nu toe heel trouwhartig dag de naam Kleine Kampveld bij een bos dat daar ligt.

De naam Kampvelderweg viel al even. Marten Florijn (1893-1992) die ik lang geleden sprak, vertelde dat dit de weg was van Ermelo naar de Roomse kerk in Putten. Zeker was dit een manier om er te komen, vast ook wel de kortste. Het wegje leidde echter naar het erf van de boerderij Groot Kampveld en sloot daar aan op een pad dat vanuit Putten  naar Harderwijk leidde. Die verbinding was dus aan de westkant. Aan de oostkant van Kampveld liep (iets westelijker dan nu) de Arnhemse Karweg. Juist voorbij Kampveld kon men daar de afslag naar Putten nemen. Het vertelde laat wel zien dat de herinnering aan Kampveld als eindbestemming van een wegje rond 1930 al verdwenen was.

Een oud wegje

Je zou kunnen zeggen dat de Paul Krügerweg nu voor een deel de functie van de Kampvelderweg heeft overgenomen. Aan het einde daarvan kunnen alleen de fietser en de wandelaar nog verder. Een hek bij een opvallend dikke boom verspert ander verkeer de weg. Misschien deed de boom ooit dienst als baken voor het vervolg van het wegje. Hoe het ook zij, hier betreden wij het gebied van de voormalige buurtschap Kampveld.

Gaan we het wegje in dan loopt dit nog net zo, zoals het ruim 200 jaar geleden door De Man op een kaart werd ingetekend. Waar na enkele honderden meters een paar wegen samenkomen, bevinden we ons iets bezijden het erf van de voormalige boerderij Groot Kampveld. In dit verhaal gaat het echter om de boerderij Klein Kampveld die wat zuidelijker moet hebben gelegen. De afzonderlijke verhalen over deze twee boerderijen én een nog bestaan hebbend erfje De Pas beginnen alle op dezelfde manier met een stukje geschiedenis van het gebied.

Ontstaan en landschapstype

Het oorspronkelijke Kampveld wordt gezien als een kampontginning. Dat zijn ontginningen met verspreid liggende boerderijen. Aansluitend daaraan ligt het akkerland in onregelmatige blokvormige en door houtwallen omheinde percelen, de zogenaamde kampen.’ Hoe ontstonden die?
Een relatief groot terrein werd afgepaald, vaak door een houtwal. Binnen deze grens werden daarna enkele gedeelten als akkerland ingericht. Uitbreiding was later nog mogelijk. De overige gronden binnen het complex waren in gebruik als weiland of als heide/bos. Vooral bij geïsoleerd gelegen kampontginningen wordt de gang van zaken zo voorgesteld. Jochem Kroes, aan wie ik dit ontleen, noemt deze manier van ontginnen ‘primair’, vanwege het planmatige karakter. Hij onderscheidt ook vier typen waaronder het geometrische type. Daarbij gaat het om vierkante of rechthoekige kampcomplexen. Deze zijn meestal gepland. Deze nogal technische uitweiding gaat mogelijk wat meer spreken wanneer we een vroeg 19e-eeuwse kaart van Kampveld bekijken. Kampveld lijkt goed te voldoen aan de typering door Kroes.

1807. De blokvormige percelen binnen een wal zijn goed zichtbaar. Dat geldt ook voor de geïsoleerde ligging van Kampveld. Overigens vermeldt de kaart foutief Veldcamp.

1815. Een andere versie van in wezen dezelfde kaart. Hierop is mooi weergegeven dat Kampveld op de flank van de stuwwal ligt.

Naam en splitsing

Kampen zijn dus in oorsprong onregelmatige blokvormige en door houtwallen omgeven percelen. Het woord is afgeleid van het Latijnse campus, wat veld of stuk land betekent. Het woord veld verwijst naar vlakke onbebouwde grond. Op de Veluwe was het de gangbare benaming voor de heidevelden die rond dorpen en buurtschappen lagen en die benut werden om schapen en ander vee te weiden. Het lijkt mij dan ook dat we hier moeten denken aan een kampontginning, gelegen in of bij het veld. Kroes merkt op dat namen met de uitgang ‘veld’ al in de 12e eeuw voorkwamen.
We weten dat er op een gegeven moment een onderscheid is ontstaan tussen Groot – en Klein Kampveld. Bij veel boerderijen is na uitbreiding van de cultuurgrond een splitsing toegepast en ontstonden namen met Groot en Klein. Al in 1444 moet die splitsing een feit zijn geweest. Dat blijkt uit lijfpachtbrieven van een erf in Kampveld dat in een latere versie Klein Kampveld wordt genoemd. Het aardige is dat in die brieven – die voor een deel gelijkluidend zijn – de ligging van Klein Kampveld wordt beschreven door aanduiding van de buren en de begrenzingen. In 1444 lag noordelijk ervan het erf van Jan van Campvelt, waarmee Groot Kampveld moet zijn bedoeld. Dat blijkt ook te kloppen met latere beschrijvingen. Dit artikel gaat nu verder alleen over Klein Kampveld.

De blik in westelijke richting bij de splitsing van de weg. Hier lag het erf van Groot Kampveld.

1948. De  wal aan de noordkant, goed te volgen doordat deze zich aan de andere kant van de Putterweg voortzet. (luchtfoto Topografische Dienst)

Klein Kampveld

Hierboven was even sprake van lijfpachtbrieven. Deze zijn bewaard in het archief van het Kapittel van Sint Marie in Utrecht. Aan het einde van de 11e eeuw begon men in Utrecht aan de bouw van de Mariakerk. Aan de kerk werd in de loop van de tijd een kapittel verbonden met 30 kanunniken. Zo’n instelling is te vergelijken met een klooster maar de geestelijken (kanunniken) woonden niet bij elkaar. Daarin zit een belangrijk verschil. Het kapittel had veel bezittingen, waaronder ook op de Veluwe. Om dit verder weg gelegen bezit te kunnen beheren beschikte het over vier hoven, in Harderwijk, Oene, Apeldoorn en bij Wilp (Riplikerhof). Een hof was de belangrijkste boerderij en de bewoner daarvan was verantwoordelijk voor het beheer, inning van pachten etc. De hof bij Harderwijk heette Selhorst. Op een steenworp afstand kwam de stad Harderwijk tot ontwikkeling. Deze kreeg in 1231 stadsrechten maar over geschiedenis van de stad vóór dat jaar is nog weinig bekend.

In een akte die vermoedelijk uit de 14e eeuw dateert wordt Kampveld genoemd: item in Campvelde Gheyse ende hoer kindere eyghen ende ghevet II mud pacht mate’. Deze akte is opgenomen in het Het Liber Pilosus van het kapittel. Dat is een register waarin allerlei kopieën van akten en andere belangrijke papieren zijn samengebracht. Het is mogelijk dat deze pas in later tijd in de huidige band verzameld en ingebonden. Al met al is duidelijk dat er al in de 14e eeuw een boerderij in Kampveld was die toebehoorde aan Sint Marie in Utrecht en waarmee Klein Kampveld wordt bedoeld.

De vermelding van Gheyse in het Liber Pilosus.

In een lijst van horigen uit het begin van de 14e eeuw staat Lemme van Campvelde vermeld die horig was aan Sint Marie. Met Lemme hebben we waarschijnlijk de eerstbekende bewoner van Klein Kampveld te pakken. Op een gegeven moment is het kapittel een systeem van lijfpacht gaan hanteren.

Lijfpacht was levenslange pacht en gold na het overlijden van de pachter ook nog voor diens erfgenamen. Voor het kapittel had dit het voordeel dat zij zich niet vaak met het beheer van dit bezit behoefden bezig te houden, mits de pachter zich jaarlijks aan zijn betalingsverplichtingen hield. Die pachter was meestal een gegoed iemand die het goed niet zelf bewoonde en bebouwde, maar het op zijn beurt verpachtte aan een landbouwer. Via de van hem verkregen pachtsom hoopten zij winst te behalen. Lijfpachtbrieven van Klein Kampveld zijn bewaard over een periode van ruim twee eeuwen (1444-1655).

Nadeel voor het kapittel kon zijn dat achtereenvolgende erfpachters het goed steeds meer als eigen bezit konden gaan zien. Ook was verhoging van de erfpachtsom vanwege inflatie lastiger dan bij regelmatige verpachting. Dit zullen dan ook redenen zijn geweest waarom de vererving was gemaximeerd op drie generaties. Wanneer de erfpachter kwam te overlijden kwam een van de naaste erfgenamen (een weerdig persoen, die man voir ’t wijff) in aanmerking voor overname. Daartoe moest hij of zij binnen een jaar naar het kapittelhuis in Utrecht komen en om overname van de pacht verzoeken. Daarbij werd de verzoeker verondersteld als geschenk een paar witte handschoenen mee te nemen voor de heren. Later werd dit gepreciseerd tot nieuwe handschoenen, kennelijk vanwege slechte ervaringen. Een dergelijk geschenk werd heergewaad genoemd. Vergelijkbaar is de plicht voor de leenman van Staverden om de graaf van Gelre jaarlijks pauwenveren te leveren voor diens helm.

Overgang in particuliere handen

In 1661 verkocht het Kapittel van Sint Marie Klein Kampveld aan Rutger van Haersolte, Drost van Salland en Heer van Staverden. Deze droeg zijn nieuwe bezitting, plus talloze andere bij die gelegenheid verkregen nieuwe bezittingen op aan de Staten van Gelre om deze de status te geven van leengoed, zoals Staverden. Een eeuw lang heeft de familie Van Haersolte het erf in bezit gehad. In 1760 werd het verkocht en als leengoed afgesplitst van Staverden. Koper was de oud-muntmeester van Harderwijk, Joan Cramer, die kort daarvoor het landgoed Volenbeek tussen Telgt en Putten had aangekocht. In 1836 verkocht zijn kleinzoon Cornelis Cramer de Volenbeek, woonachtig bij Maastricht, Klein Kampveld aan Arnoldus Johannes Baron van Sasse van IJsselt uit Putten. Deze deed dit bezit in 1858 over aan een viertal heren uit Utrecht die dit aankochten ten behoeve van bosbouw. Meer over hen wordt verteld in verhalen over Oud – en Nieuw Groevenbeek.

Van Haersolte ging bij de aankoop niet over één nacht ijs. Over een langere periode werd in beeld gebracht wat de inkomsten waren geweest uit- in dit geval – twee tiendblokken in Telgt, smalle tiend, tienden in Kampvelden opnieuw twee blokken in Hoophuizen. De aankoop moest natuurlijk wel profijtelijk zijn.

Dit was heel in het kort de eigendomsgeschiedenis van Klein Kampveld van ca. 1300 tot 1858, een tijdsbestek van vijf en een halve eeuw waarin natuurlijk veel is gebeurd en veranderd maar waarvan verreweg het meeste zich aan onze blik onttrekt. Toch is er ook wel wat te vertellen doordat bewaarde archieven daarover iets prijsgeven.

Het erf

Bij de uit de verkoop in 1760 aan Joan Cramer voortvloeiende leenakte werd het erf als volgt beschreven:
‘een erfjen, genoomt Kleyn Campveld, met alle desselfs onderhorige landerijen en holtgewas, gelegen op Veluwen agter Ermelo, ten noorden aan Groot Campveld, ten suyden aan het erve Grovenbeek en oost- en westwaarts het gemeene veld’.

Dit komt in grote lijnen overeen met de tekst hierover In de lijfpachtbrief van 1444. Het gaat daarin over

‘een erve toe Campvelt in den kerspel van Ermel, dat oostwaarts naest gelandt is Claes van Aller en zuidwaarts strekt langs de haerlestege en westwaarts aan dat Zudervelt en dan noordwaarts nog geland [is] aan Jan van Campvelt’.

Fragment van de lijfpachtbrief. Een deel van de geciteerde tekst is lichter gemaakt.

Jan woonde dan dus op Groot Kampveld en de ligging dan ook klopt met de beschrijving uit 1760. In 1523 wordt de naam ’t groote Campvelt overigens voor het eerst in deze contracten gebruikt en de naam Klein Kampveld pas in de laatste correspondentie van 1655. De Haerlestege moet wel overeenkomen met de huidige Watervalweg, waarvan het begin ligt bij de Putterweg, ter hoogte van de parkeerplaats van Natuurmonumenten.

Waaraan deze ‘stege’ haar naam dankte, is nog niet achterhaald. Taalkundig ligt een verbinding van ‘haar’ (begroeide vlakte, hard terrein) en -lo (meerdere betekenissen, bijv. open plek in een bos, gemaakt voor landbouw en bebouwing of ook bos) voor de hand. Een toponiem als Haerle of Haarlo is hier niet overgeleverd. Dat blijft dus nog een mysterie. Dat aan de westkant het Zuiderveld wordt genoemd is interessant. De naam is in Putten nog bekend voor het gebied dat grenst aan onze Groevenbeekse Heide. Voor Putten is ‘zuid’ in deze naam niet logisch, voor Ermelo wel. Het kan best zijn dat de Groevenbeekse Heide vroeger het Zuiderveld is geweest en dat het zich veel verder in zuidelijke richting voorzette. De kaart van De Man toont deze situatie ook nog. Groevenbeek was ooit ook alleen maar een kleine boerderij in een grote heidevlakte en waarschijnlijk te onbetekenend om als naamgever te fungeren. Als zuidgrens werd in die tijden ook de haerlestege genoemd en niet, zoals in 1760, Groevenbeek.

De lijfpachtbrief van 1444 met het zegel van het kapittel

Dan weer een boerenerf, dan weer niet en opnieuw weer wel

We zagen dat Van Haersolte het goed in 1661 kocht. Al eerder hadden de Heren van Sint Marie geprobeerd om Klein Kampveld te verkopen. Dat was in 1639. Blijkens aantekeningen over de veiling werd er niet geboden. Aan deze veiling danken we nog wel een gedrukte aankondiging en een beknopte beschrijving van wat erbij hoorde. Bij het erf behoorde zeven á acht morgen land waarvan vijf tot zes morgen waren bezaaid met rogge en boekweit. De rest was plaggeveld, deels met hakhout bepaald(begrensd/omringd). We praten dan over totaal 6 tot 7 bunder grond.

 

Aankondiging van de veiling van o.m. Klein Kampveld die in 1639 in de herberg in Ermelo is gehouden.

Een kleine tien jaar later werd voor de verponding, een nieuwe onroerendgoedbelasting, een grondige inventarisatie gedaan van alle eigenaren en bezitters van gronden, en van daarop rustende verplichtingen. Het vreemde is dat de naam Cleijn Campveld daarin niet voor een erf wordt gebruikt maar alleen voor een perceel dat de pachter van Groot Kampveld in gebruik had. Het erf komt dus zelf niet herkenbaar op de lijst voor.

In 1760 was bij de verkoop aan Joan Cramer weer wel sprake van een erfje met alles wat daarbij hoorde. Dat duidt toch op een boerenbedrijf. Dat het ook in de tijd van de lijfpacht echt een boerderij was, blijkt alleen al uit het feit dat de betaling van de pacht in rogge plaats vond. Het is daarom wat teleurstellend te lezen wat de vier heren in 1858 nu precies kochten. Dat waren ‘eenige Dennen- en akkermaalsboschgronden, vroeger heide, Klein Kampveld genaamd, gelegen onder de gemeente Ermelo, doorsneden van den Straatweg naar Harderwijk, [volgen kadasternummers], groot 12 bunders, 85 roeden en 60 ellen’. Anders dan in 1760 is van een erf of boerenbedrijf of van landerijen is in het geheel geen sprake meer. Wat is er in tussentijd mee gebeurd?

Het is niet zo gemakkelijk hierop een antwoord te vinden. Op de rond 1810 vervaardigde kaart van De Man is Klein Kampveld niet te vinden. Bij de komst van het kadaster in 1832 werd het terrein als heide omschreven. Toch was er aanleiding om in die heide nog wel afzonderlijke percelen aan te geven die afkomstig waren van Klein Kampveld en daar in het veld nog te onderscheiden waren. In een bijlage (zie knop hieronder) vindt de lezer onder meer hierover nog aardige bijzonderheden. In de periode tussen 1760 en 1830 is veel veranderd. Veel families die buitenplaatsen hadden gehad, hadden deze opgegeven. Van belang voor het verwerven van functies was zulk bezit niet meer en de tijden waren economisch ook minder gunstig. Misschien moeten we hierin de aanleiding zoeken voor het opgeven van dit kleine boerenerfje dat misschien ook altijd al meer van belang was geweest voor de houtopbrengst dan als landbouwbedrijf.

Waar lag Klein Kampveld?
Het gehele verhaal over Kampveld