Nieuw Groevenbeek

Waar nu het landgoed Nieuw Groevenbeek ligt – ten oosten van de Putterweg en ten noorden van de grens met Putten – lag vroeger een heidegebied. Zoals in het artikel over Oud Groevenbeek uitgebreid wordt verteld, werden deze gronden in 1843 gemeentebezit en werden deze te koop gezet om te worden ontgonnen. In 1844 kochten twee broers Van Vledder met dat oogmerk een aantal percelen heide ten oosten van de Putterweg, aan de rand van de bossen die daar al eeuwen lagen.

Zie ook: Oud Groevenbeek

De gebroeders Van Vledder moeten zijn begonnen met de bouw van de boerderij aan de Oude Arnhemse Karweg, aan de westelijke kant van het nieuwverworven bezit. Na twee jaar nam mr. Jacob van Hall de percelen over. Daarop stond toen alleen nog maar een niet geheel voltooide boerderij. De gronden stonden ten name van Van Hall, maar werden deze ’in gemeenschap bezeten met’ de heren Den Tex, Jongeneel, Braet Bisdom en F.C. van Hall. Dat waren allen verwanten. De nog bestaande schaapskooi moet wat later – in 1852 – zijn gebouwd.
De geschiedenissen van Oud – en Nieuw Groevenbeek lopen aanvankelijk wat door elkaar heen en zijn door de verknoopte familieverhoudingen soms lastig te volgen. In het verhaal over dit deel van Groevenbeek spelen Petrus Marinus Jongeneel, zijn zoon Pieter en zijn vooral zijn dochter Wijnanda Vos-Jongeneel een prominente rol.

De boerderij in de 19e eeuw

Petrus Marinus Jongeneel, zwager van Van Hall en houthandelaar in Utrecht, had het beheer van de goederen van de maatschap. In zijn tijd was Muijn van Eikenhorst de zetboer. Mevrouw Van Leeuwen-Vos (een kleindochter) had de boerderij in haar jeugd gekend en schreef in 1949:
“Waar nu de boerderij staat uit 1915, stond een oud schilderachtig boerderijtje. De moestuin is nog dezelfde. Vlak over de ingang hiervan, de oude put, waar, zoals toen overal, alle water met kleine emmertjes werd opgehaald. (…) Vrij armoedig, maar vol eigen sfeer waren deze woningen, met de rood-blauw plavuizen vloeren, de haardplaat, waarboven de ketel hing tegen de achterwand van blauwe tegels, de ronde tafel, enkele matten stoeltjes, geverfde kast en de groen saaie bedsteegordijnen. Aan de gewitte wand prijkte een enkele Bijbelse plaat en hing een zwart trommeltje. En toch hoe oneindig veel mooier dan de tegenwoordige boerenbehuizing. Als men er ook nog de oude Veluwse klederdracht bij denkt, het gladde mutsje, de rode borstdoek en het laag uitgesneden jak. Ja, schraal was het bestaan, als ik aan het bouwland denk met de ongelijke en verspreide roggenaren, het dorre grasland’.

De oorspronkelijke boerderij Nieuw Groevenbeek

De na een brand in 1915 herbouwde en nog bestaande boerderij

Jacob en Klaasje Geurts

Jongeneel kon ‘s morgens vanuit zijn slaapkamer op Oud Groevenbeek zien of Muijn van Eikenhorst op Nieuw Groevenbeek zijn luiken al had geopend. Dit is een mooie illustratie van het feit dat het in die begintijd nog een onvoorstelbaar kaal landschap was. Hij kon Muijn ook van daaruit met een soort megafoon roepen, over een afstand van een kleine twee kilometer.

’s Nachts om half vier vertrok hij en ‘wandelde’ dan naar de Bemuurde Weerd, waar hij rond 12 uur arriveerde. Op een turfzolder mocht hij uitblazen in een luie stoel en kreeg dan koffie en brood. Na de bespreking met landheer Jongeneel keerde hij dan lopend terug naar Groevenbeek.
Muijn van Eikenhorst moet zijn vader Klaas zijn opgevolgd. Deze was in 1850 al in beeld als boer op Nieuw Groevenbeek. In dat jaar was ‘aan de kant van Eikenhorst’ een bijzondere grondsoort aangetroffen waarvan men vermoedde dat het mergel was.
Na Muijn van Eikenhorst is nog een Jan van Beek boer geweest aan de Arnhemse Karweg. Rond 1905 was dat Aart van ’t Land, vervolgens Klaas Doppenberg en van 1912 tot 1939 Jacob Geurts. Zoon Harmen volgde hemIn de herfst en in het voorjaar moest Van Eikenhorst naar Utrecht komen om verslag uit te brengen van zijn werkzaamheden. op en bleef tot 1946.

Een nieuwe bestemming

Pieter, de zoon van Petrus Marinus Jongeneel, voelde er niets voor om zijn vader in de houthandel op te volgen. En evenmin in diens functie van beheerder van het grote landgoed Groevenbeek. Na het overlijden van Jongeneel sr. volgde schoonzoon, Floris E. Vos hem op in beide functies. Vos had een artsenpraktijk in Utrecht. ’s Zomers ging het gezin enkele maanden naar Ermelo en dan voegde de heer des huizes zich in de weekenden bij hen. In 1894 viel de maatschap uiteen en werden in opdracht van Vos de goederen geveild. Na de verkoop van Groevenbeek was een vakantie daar niet meer mogelijk. Men bracht deze door in een van de twee eenvoudig zomerhuisjes in Huis ter Heide die de familie Vos en de bevriende artsenfamilie Van der Meulen daar hadden geplaatst.
In de loop van 1895 ging de gezondheid van Vos achteruit en aan het einde van het jaar kwam hij te overlijden. Het gezin leefde geruime tijd in rouw in de kleding die behoorde in onderscheiden perioden in de rouwtijd. De weduwe, mevrouw Vos-Jongeneel, die weinig belangstelling voor de praktijk van haar man had gehad, en zich vooral had beziggehouden met de opvoeding van de kinderschaar, ontwikkelde zich na die tijd tot een initiatiefrijke en ondernemende vrouw.

Rechts drie generaties Wijnanda

Mw . Wijnanda Vos-Jongeneel

Veranderingen op Nieuw Groevenbeek

Bij de veiling van eind 1894 en een doorverkoop in 1895 aan hen was de familie Vos in het bezit gekomen van Nieuw Groevenbeek.
Mevrouw Vos begon in 1897 met de exploitatie van dit Ermelose bezit. Een van de zoons had daar al een eenvoudig houten eenkamerwoninkje gezet waar hij met andere studenten de weekends kon doorbrengen. Zijn moeder bouwde er in 1897 het eerste echte huis (met uitzondering van de boerderij natuurlijk), dat vanwege de steeds wisselende bewoners de naam Variëtas kreeg. Het nieuwe huis was aanvankelijk namelijk voor vakantiegangers bestemd.
In 1898 kwam Pieter Jongeneel op Oud Groevenbeek te overlijden. Schoonzoon, Floris Vos jr. kreeg het beheer van het landgoed. Zijn moeder besloot de woning in Utrecht te verlaten en huurde vanaf voorjaar 1900 van hem het landhuis. Haar schoonzuster, de weduwe Jongeneel-de Heus, was inmiddels naar Arnhem vertrokken. Oud Groevenbeek werd een vakantieoord voor meisjes met bescheiden financiële middelen die voor hun gezondheid ‘naar buiten’ moesten. Mevrouw Vos en een vriendin, Miele de Jongh, verzorgden hen daar.

Een nieuwe inkomstenbron

In de winter van 1901-1902 verhuurde mevrouw Vos het huis aan het echtpaar Van Schermbeek-Ubbink. Dit echtpaar kocht in 1903 Oud Groevenbeek van de weduwe Jongeneel. Van Schermbeek had toen nog een advocatenpraktijk in Bosvoorde (Boisfort) bij Brussel.
De weduwe Vos maakte in die periode met haar vriendin een reis naar Zuid-Europa, een bewijs van een (teruggekeerde?) energieke levensinstelling. Na terugkomst maakte zij plannen om op Nieuw Groevenbeek een eigen huis te gaan bouwen. De verkoop van Oud Groevenbeek hing in de lucht en Van Schermbeek zou er gaan wonen. Zo kwam het tweede permanente huis op Nieuw Groevenbeek tot stand. Het kreeg eerst de naam Multum in parvo (veel in het kleine/een kleine ruimte) maar later sprak men alleen nog maar van het Grote Huis. Mevrouw Vos ging nog tot 1910 door met het pension bieden aan jongedames met een zwakke gezondheid, maar daarnaast liet zij in de daaropvolgende jaren een aantal huizen voor verhuur bouwen. Verhuur gaf geregelde inkomsten; bosbouw gaf alleen met grote tussenpozen inkomsten. Tussen 1905 en 1908 kwamen zo huizen met namen als ‘1905’, ‘de Hoogte’, ‘Ons Huisje’ en ‘Bloeimaand’ tot stand, alle zorgvuldig gepland rond een open ruimte, met uitzicht daarop en zonder last van buren. Overbodig geworden meubels uit Utrecht kregen in de huizen een tweede leven. Na de genoemde huizen verrezen nog op het terrein o.m. ‘De Hoogte’ en ’t Wildebosch’.

Het  tweede gebouwde woonhuis: Multum in parvo of (later) het Grote Huis

Het moet geen gemakkelijke opgave zijn geweest voor de artsen/ondernemersweduwe uit Utrecht om bezig te zijn met het beheer van bossen, het opbouwen van een terrein met zomerhuizen, besluiten tot koop en verkoop van vee van de boerderij en ga zomaar door. Mevrouw Vos omarmde moderne toepassingen. Zo kwam er een broedmachine en bevatte het Grote Huis een gasfabriekje en een vorm van waterleiding. Haar dochter beschrijft haar als modern, ondernemend, gastvrij, wars van show. Is het een wonder dat zij bij al deze verantwoordelijkheden, het gemis van haar echtgenoot en het schrijnend verdriet over vier jong overleden kinderen, ook weleens momenten had die – zoals kort geduid in de memoires – niet alleen voor haar maar ook haar omgeving moeilijk waren?

De situatie in 1885. Toen was er alleen nog maar de boerderij met  bijgebouwen.

Het jaar 1910 was een belangrijk jaar voor Nieuw Groevenbeek. Om versplintering tegen te gaan richtte mw. Vos-Jongeneel de Naamloze Vennootschap Nieuw Groevenbeek op. De aandelen waren in handen van familieleden. In dat jaar stopte zij ook met de opvang van werkende meisjes met een kleine beurs, die op Nieuw Groevenbeek ‘fleurige weken doorbrachten en met hernieuwde levenskracht weer aan het werk gingen’. Dat betekende een omschakeling naar vaste logés, vrienden, goede bekenden, families niet te vergeten. Zo’n goede bekende was inmiddels Arent Hagedoorn geworden. Hij had met zijn vrouw al vakanties doorgebracht en er was een warme band ontstaan. In 1910 trouwde mevrouw Vos-Jongeneel met de inmiddels weduwnaar geworden Hagedoorn en ging voortaan door het leven als mw. Hagedoorn-Jongeneel. De nieuwe echtgenoot werd bij iedereen geliefd.
Hier eindigt dit verhaal dat al te lang is uitgelopen. Er zou veel meer te vertellen zijn geweest. Misschien een nog één ding. In 1923 leidde de financiële situatie ertoe dat er enkele huizen verkocht moesten worden. Deze zijn nadien alle weer in handen van familieleden teruggekeerd. Nieuw Groevenbeek kan gezien worden als een zowel materiële als culturele nalatenschap van Wijnanda Jacoba Jongeneel. In 2007 kreeg dit de status van beschermd dorpsgezicht.

Situaties in 1908, 1911, 1916 (duidelijk meer bebouwing) en 1927. 

Zie voor veel bijzonderheden: https://nieuw-groevenbeek.nl/NG/ .

Een panoramafoto van het open middengebied van Nieuw Groevenbeek. Vanwege het bijzondere en unieke karakter van het landgoed, het lanenstelsel en de architectuur van een aantal huizen is Nieuw Groevenbeek aangewezen als beschermd dorpsgezicht. 

Oorspronkelijke artikel/verantw. afb.