‘Een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest’. Dat is nu ook weer eens van toepassing en wel op de auteur van dit artikeltje. Enige tijd heb ik in de veronderstelling geleefd dat met de verhuizing van de zaak van Astrid en Geurt en de bouw van een appartementencomplex op die plek het oude pand Stationsstraat 27 ook zou verdwijnen. Maar wat blijkt? Niets is minder waar. Het pand blijft gewoon staan.
Ik had al een in memoriam geschreven, maar ben nu in mijn nopjes. En ik denk dat heel oudheidminnend Ermelo in zijn of haar nopjes zou moeten zijn, want het is best een beeldbepalend pand. En, voor zover ik nu kan verzinnen, naast de woning van de familie Holtrop en ‘de Boshoek’ tegenover Riemer & Walinga, nog het enige met een tuin aan de Stationsstraat.
Het in memoriam was dus wat prematuur, maar misschien is het toch wel leuk om bij wijze van viering van het behoud iets te vertellen over de geschiedenis van het woonhuis op dit adres. En dan blijft niet alleen het pand behouden maar ook een groot deel van mijn artikeltje.
Jaspert Braamburg
Rond 1886 begon het oude Ermelo uitbreidingsneigingen te vertonen. En wel in westelijke richting. De gemeente bouwde er – een stukje buiten het dorp – de gemeentekamer, een bijkantoortje van het gemeentehuis in Nunspeet. Kort daarna volgde de bouw van een brandspuithuisje met twee schuurtjes. Beide gebouwen zijn er nog, de modezaak Nienke in Ermelo en de daarachter staande schuur.
De voormalige gemeentekamer of- secretarie met aangebouwd VVV-kantoor in de jaren zestig.
Uitbreiding langs de Stationsstraat
De zaak in oorspronkelijk toestand, nog zonder bovenverdieping. Voor zijn pand staat de ondernemer.
Dat zette een trend. In 1888 of 1889 kochten de schoenmaker Wouter Zoet en de schilder Jaspert (ook wel Jasper) Braamburg van de diaconie een lapje bouwland aan de Stationsstraat.
Het lag tussen de Torenlaan (Lieksteeg) en het dorpswegje dat later de naam Van Beekweg zou krijgen. Beiden bouwden een huis op het perceel, Zoet op de punt tussen de wegen, Braamburg nabij het dorpswegje.
Schilder van huis uit
Braamburg, afkomstig uit Putten, was schilder en begon vanuit zijn nieuwe huis dit beroep uit te oefenen. Dat ging kennelijk goed, want met enige regelmaat moest er wat bijgebouwd of anderszins vergroot worden. Voor het eerst gebeurde dat in 1902. Waarschijnlijk bij díe verbouwing heeft Braamburg voor de uitbreiding gebruik gemaakt van een door hem opgekocht bestaand houten bouwwerk. Het ging om het kerkje dat de dolerenden (later bekend als de gereformeerden) in 1888 hadden gekregen van de bekende heer M.J. Chevallier.
De Arke Noachs
Deze had dit laten timmeren met gebruikmaking van hout uit zijn bossen. Aanvankelijk was het kennelijk een nogal primitief bouwsel dat enigszins oneerbiedig als ‘de loods’ werd aangeduid. Na een paar maanden werd het door middel van timmer- en schilderwerk wat meer geschikt gemaakt voor de twee bestemmingen die het inmiddels had gekregen. Door de week werd het namelijk als school gebruikt. De aanduiding ’de Arke Noachs’ zal dateren uit de periode na die verbetering. Nadat in 1899 de Immanuelkerk was gebouwd, was het gebouwtje enkel nog in gebruik als school. Ergens is te lezen dat het voormalige kerkje toen door de wind tegen de nieuwe kerk leek te zijn aan gedreven. Mooie beschrijving, passend bij de bijnaam.
Toen er in 1900 een echte school met drie lokalen tot stand was gekomen, zal het gebouwtje te koop zijn gezet. Dat was vooraf ook de opzet.
In 1907 heeft Braamburg een bouwvergunning aangevraagd voor de woning zoals we die al die tijd hebben gekend. In feite is de bestaande woning met een verdieping verhoogd, zoals vergelijking van de foto’s mooi laat zien.
Braamburg was behalve schilder ook actief als koper en verkoper van allerhande percelen grond en dat zal hem ook wel wat hebben opgeleverd. Verder genoot hij ook grote bekendheid, lokaal en ook daarbuiten, als actief lid en bestuurslid van de Schietvereniging Piet Cronjé. Deze timmerde flink aan de weg en boekte (vooral?) in de jaren dertig landelijk veel successen.
De ondernemer was nogal wat tijd kwijt aan poseren.
Jaspert zal op zijn oude dag zijn zaak hebben overgedaan aan zijn zoon Jan Leendert. Mogelijk heeft hij toen in zijn tuin een miniversie van zijn huis laten bouwen. Dat werd Stationsstraat 29 en daarvan wordt hij in 1938 als bewoner genoemd. Jaspert is in 1941 overleden; zijn echtgenote was hem in 1935 al voorgegaan. Misschien is het huisje leeg komen te staan en daarom afgebroken. De kelder is blijven bestaan. Tijdens de bezetting blijkt deze wel gebruikt te zijn als schuilkelder voor ook de omwonenden. Later heeft hij een tweede leven gekregen als zwembad. Althans, dat heb ik zo begrepen.
Zoon Jan
Ook zoon Jan Leendert was een vooraanstaand lid van de schietvereniging. Er waren destijds twee dorpelingen met de naam Jan Braamburg, het waren neven. Dat kon verwarring wekken, maar daar wist men wel raad mee. De neef en naamgenoot die in een huisje aan de Prinsesselaan woonde en trouwens ook schilder was, werd betiteld als de Schroaje Jan, misschien in contrast met de zoon van Jaspert. De laatste had geen zonen. Hij stierf in 1952 en zijn weduwe heeft vanwege het ontbreken van opvolgers eind 1954 de zaak overgedaan aan de familie Bagnay. Na het overlijden van Bagnay werd de zaak voortgezet door het schildersbedrijf Geurt Jansen. In de winkel werd men geholpen door het echtpaar Wim Heining en Jolande Jansen die later (en tot voor kort) het schildersbedrijf hebben voortgezet.
De winkel is nu al jaren het domein van Astrid en Geurt Jansen, de laatste is de derde generatie van deze familie die zich in 1927 in Ermelo als schilders vestigden. Begin dit jaar is de zaak in westelijke richting verschoven. Tot zover in een notendop het verhaal over zo’n 133 jaar geschiedenis.
Overigens moet er in een voormalige buitenmuur van het pand nog een ‘eerste steen’ zitten. Het meest waarschijnlijke is dat deze is geplaatst in het deel dat blijft staan. Misschien wordt hij wel weer zichtbaar. En anders hoop Ik maar dat deze bij de sloop van de winkel wordt gered.