Johannes de Heer, Ermelo en de Tentzending

Een vrijwel vergeten fenomeen uit de eerste decennia van de vorige eeuw is de Tentzending. Dit was een vorm van evangelisatie die was komen overwaaien uit Duitsland. Zoals de naam al aangeeft werd hierbij gebruik gemaakt van een tent die voor korte tijd in een stad of dorp werd opgezet en waarin voor een groot aantal belangstellenden evangelisatiebijeenkomsten werden georganiseerd.

Jacob Vetter

In Duitsland gold Jacob Vetter (1872 –1918) als vader van de tentzending. Al in 1895 had Vetter in ons land een reeks bijeenkomsten gehouden die de interesse wekten van o.a. Johannes de Heer en de heren T. van Essen, L.H.J. van der Kloot Meijburg en de predikant van Heest. Deze vier heren besloten tot samenwerking bij ‘hun belangrijke werkzaamheden op geestelijk terrein’.

Johannes de Heer

De naam Johannes de Heer (1866-1966) heeft nog een bekende klank, vooral dankzij de Liederenbundel die hij heeft samengesteld. Johannes was in 1865 geboren in Rotterdam en groeide op met een bijzondere voorliefde voor muziek. Hij kreeg een baantje in een muziekhandel. In de muziek bracht hij het echter niet zover als hij had gewild. Hij trouwde in 1889 en het echtpaar De Heer ging- om het in zijn eigen woorden te zeggen -geheel op in het stoffelijke leven.
Een keerpunt vormde het overlijden van hun oudste dochtertje, in 1896. Vanaf dat moment was hun leven gericht op het bijwonen van Bijbelse lezingen en bijeenkomsten. Deze brachten Johannes o.a. in aanraking met Jeruël, een Rotterdamse organisatie voor Stadsevangelisatie. Begin 1898 nam hij ontslag en begon hij een bescheiden orgelhandel.

De bekende liederenbundel kwam voort uit de behoefte om het grote aantal bundels te verminderen dat deelnemers aan conferenties bij zich moesten hebben. Op zakenreis in Londen zag hij een bundel met ruim 80 liederen en hij besloot voor Nederland ook iets dergelijks samen te stellen.

De start van de Tentzending

In 1906 schonk een zekere Kolff van Oosterwijk uit Apeldoorn aan Johannes de Heer en Van Essen een grote tent om daarmee door het land te kunnen reizen. De Heer voelde hier veel voor en overlegde met de twee oude medestanders. Dezen wilden hem en Van Essen daarin graag bijstaan.
De 12 meter hoge tent met twee masten bood plaats aan minstens 1250 personen. De opbouw nam drie volle dagen in beslag. Transport vond plaats op drie (paarden)wagens, die voor de langere afstanden werden vervoerd op open spoorwegwagons. Deze wagens met hoge wielen deden ook dienst als podium. De aparte tent voor de ingang diende als meereizende boekwinkel.

Hierdoor geïnspireerd ontstonden ook andere ’tentzendingen’, zoals de Noordelijke Tentzending (1920), de Zuidelijke Tentzending (1920), de Geldersche Tentzending, en tot ver in de vijftiger jaren toerde ook de tentzending van het Leger des Heils door het land met het schip “Febe”.

Maranathabeweging en Het Zoeklicht

Een sfeervolle tuin naast het Huis van Barmhartigheid. Hier stond de bijbehorende boerderij totdat deze eind 1921 bij een storm verloren ging. Op de achtergrond de schuur van de boerderij. die de storm wel overleefde. De boerderij verhuisde naar de overkant, naar het voormalige pand van de zendingsdrukkerij. De oude schuur werd de nieuwe opbergplaats van de zendingstent. Aan de gevel is het afgedankte(?) bord van de tentzending bevestigd.

Uit de tentzending is de Maranathabeweging voortgekomen. Een andere belangrijke activiteit van De Heer was vanaf juli 1919 de uitgave van het Zoeklicht, een tijdschrift dat tweemaal per maand zou verschijnen. Het blad voorzag kennelijk in een grote behoefte want de oplage steeg al snel naar 30.000 stuks. Het is niet gemakkelijk om te begrijpen hoe al de activiteiten van Johannes de Heer samenhingen en uit elkaar voortkwamen. Laat staan om het aan anderen over te brengen, dus beperken we ons verder tot de zaken die met Ermelo te maken hebben. Niet na nog verteld te hebben dat De Heer vanaf 1924 ook grote bekendheid verwierf door zijn praatjes voor de radio, de ‘draadloze’ zoals dat toen werd genoemd.

Johannes de Heer, Jeruël en Ermelo

In het verhaal over Berkenlaan 3-5 wordt verteld dat de gebroeders Mooij dit pand verkochten aan de Rotterdamse Stadsevangelisatie Jeruël, We kwamen deze organisatie hierboven al tegen. De vader van de broers, ds. A.Mooij, had al lang daarvoor ook met die organisatie samengewerkt. Jeruël vestigde in het pand een soort rusthuis en in een deel ervan kwam het echtpaar Guttling te wonen. Deze oude vriend en bondgenoot bood aan om de administratie van Het Zoeklicht op zich te nemen en ook het beheer van de Zoeklichtboekhandel en vanaf 1921 tevens de propaganda. Daarin zat wekelijks heel veel werk.

Meer over Berkenlaan 3-5

Rusthuis van Jeruël

Conferenties in Ermelo

Belangrijk waren ook de Maranatha-conferenties. Deze werden verschillende malen in Ermelo gehouden, waaronder in de week van 10 tot 14 mei 1923. In dat jaar was Ermelo gekozen vanwege de ingebruikname van een nieuwe tent. Onderhoud en vernieuwing waren blijkbaar regelmatig nodig want nog in 1919 was het hele zeilen dak vernieuwd. De tent werd opgebouwd bij het Marktterrein aan de Horsterweg.

Torenlaan met Marktplein en Zaal van Drost

Tegenwoordig heet dat het Arie van der Meijdenplantsoen. De pers sprak over een mooie solide tent, 22 meter lang en 10 meter breed met 450 tot 500 zitplaatsen. Het geheel maakte een ‘prettigen rustigen indruk’. De spreker was tot in alle uithoeken te verstaan. Er was elektrische verlichting en grote teksten aan de wand droegen bij tot een gezellig geheel. Een grote wagen met een lengte van vijf en een breedte van twee meter diende tot vervoer van de tent met inventaris. Tijdens bijeenkomsten werd deze, gedrapeerd met groen en goudbruin pluchette gebruikt als podium, waarop behalve voor sprekers ook ruimte was voor een orgel. De wagen was vervaardigd door twee Ermelose Bokhorsten, de wagenmaker en de smid.
Ook andere Ermeloërs hadden een groot aandeel in de aankleding van de tent.

Catering van Drost

Omdat de gasten voor conferenties van heinde en verre kwamen, was er ook iets nodig wat wij tegenwoordig catering noemen. Hierin zal de familie Drost een rol hebben gespeeld. Hendrikus Drost had al in 1894 een brood- en banketbakkerij naast de gemeentekamer aan de Stationsstraat (waar anno 2021 enkele cafés zijn). Bij of op het Marktplein achter zijn zaak had hij een houten gebouw geplaatst, dat bekendheid zou krijgen als ‘de Zaal van Drost’. Drost had een klein limonadefabriekje en vroeg eind 1922 verlof voor het verkopen van alcoholhoudende drank in zijn ‘zaal’. Drost presenteerde zich in 1918 als kok en banketbakker en leverancier van Dejeuners, Diners en soupers. Een veelzijdig ondernemer voor het kleine dorp dat Ermelo nog was.

 

Een groep dames, vooral uit de buurt, die bij grote bijeenkomsten hielpen bij de ‘catering’ . Op de achtergrond de evangelisatietent. Helemaal links Henk Drost. Dan een onbekende, vervolgens Hendrikus Drost, mw. Van Putten, Rein (Reintje Wilh.) Drost, Mina Drost, een onbekende, Bertha Rikkers, Gijsbertje (Ootje) Drost-Verhoef, Bertha de Groot-Roosen en vooraan haar dochter Marietje (van Beek-) de Groot.

Jeruël en de Witteveenstichtingen

Dat er hechte banden waren gesmeed tussen Jeruël en Ermelo blijkt ook uit de overname van de stichtingen van ds. Witteveen door de Rotterdamse organisatie. Het ging om de kerk, het Huis van Barmhartigheid en het Zendingshuis of Witte Huis. Er werd voor de exploitatie een neutrale commissie benoemd onder leiding van ds. Stegenga.

Al in 1894 werden in het kleine Ermelo grote bijeenkomsten gehouden.

Als directeur werd in 1919 benoemd de heer L.J.H. van der Kloot Meijburg, wiens eerste streven zou zijn – aldus het Zoeklicht, ‘om in de behoefte te voorzien van een rusthuis in den geest van de Zwitsersch Duitsche Erholungsheims’. Deze laatste alinea’s vergen wel wat meer uitleg die nog eens volgt in een afzonderlijk artikel.

Bronnen/Verantw. afbeeldingen