Dit verhaal over de boerderij, later landgoed, Veldwijk of Feithenberg, is een heel erg uitgeklede versie van een verhaal dat ik enkele jaren geleden schreef. Dat oorspronkelijke verhaal is te lezen via de knop onderaan deze pagina.
Het 19e-eeuwse landhuis Veldwijk
Vooraf
Dr. J.H. Schuurmans Stekhoven heeft rond 1933 vanwege het 50-jarig jubileum van Veldwijk op zich genomen om de geschiedenis van het landgoed uit te zoeken en te publiceren. Met hulp van de Gelderse archivaris vond hij een lijst van bezitters van Veldwijk die tijns moesten betalen, d.w.z. een jaarlijkse financiële afdracht aan de oorspronkelijke eigenaar van wie zij het in gebruik hadden gekregen.
Aan de hand van deze lijst heeft Schuurmans Stekhoven het nodige uitgezocht over bezitters en dit voor meer recente tijden aangevuld met kadastrale gegevens en getuigenissen van mensen die zich nog dingen konden herinneren. Zijn verhaal is een voorbeeld geworden voor de verhalen over boerderijen die ik heb geschreven.
Dr. J.H. Schuurmans Stekhoven woonde in zijn jeugd in Harderwijk. Vanuit de trein kende hij het landgoed Veldwijk. Later werd hij arts in de daar inmiddels geopende instelling. Nadien werd hij inspecteur van het Staatstoezicht.
De boerderij Veldwijk
De boerderij Veldwijk lag ooit aan de oostzijde van de gelijknamige buurtschap, tussen de boerderijen De Duynen en De Heuvel. Misschien was het erf hier de oudste en was daarom de naam ook verbonden aan de buurtschap. Het erf lag wat hoger (boven de 10-meterlijn) en het landschap was aan deze oostkant wat meer ongelijk of heuvelachtig. Kijk maar naar de namen van de twee naburige erven. Nog steeds bevindt zich midden op het ziekenhuisterrein een relatief hoge heuvel en is er een restantje van een andere, zij het een wat minder hoge.
De boerderij lijkt gaandeweg als een mooie plek te zijn gezien voor stadsbewoners van Harderwijk om er de zomer door te brengen. In vroeger tijden kon het ’s zomers in steden geducht stinken en wie dat kon, zocht dan een goed heenkomen op het platteland.
Boerderij De Heuvel
Veldwijk in 1807. De boerderij ligt links van de Duynen.
Oudste bezitter
De bovenbedoelde tijnsvermelding is ook voor dit verhaal leidend. De eerstgenoemde in het lijstje is de eigenaar ten tijde van het bijhouden van het boek, de laatstgenoemde de oudst bekende gebruiker. Het is een lange lijst die dus ook ver teruggaat in de geschiedenis. Dat blijkt al bij de laatste en dus oudste naam in de opsomming: Gerrit Tants. Gerrit zelf is in de mist van de geschiedenis verdwenen, maar zijn zoon komt voor op een lijst uit het begin van de 14e eeuw. Gherit Tants sone staat duidelijk in een deel van de lijst waar het over Ermelo en omgeving gaat. Gerrit Tants moet rond 1300 hebben geleefd en toen bestond de boerderij Veldwijk dus al.
Harderwijkse families
De daarna volgende namen zijn vaak verbonden aan Harderwijkse families. Dat is iets wat je in Ermelo heel veel tegenkomt. Er waren nogal wat families uit die handelsstad in goeden doen geraakt en zij zijn hun geld in boerderijen in de omtrek gaan beleggen. Via vererving en verkoop kwam Veldwijk steeds in andere handen. Een van die eigenaren is Johan of Jan Feith geweest, telg uit een bekend Veluws geslacht, wiens naam later blijvend verbonden is geraakt aan Veldwijk. In de 18e eeuw sprak men over Veldwijk of Fijtenberg.
Eind 17e en begin 18e eeuw vinden we onder de eigenaren twee hoogleraren van de Hogeschool van Harderwijk. Blijkbaar was een boerderij in die tijd niet meer louter geldbelegging, maar ook de plek waar je in een deel van de boerderij of een aanbouw (een herenkamer) de zomer prettig kon doorbrengen. De overgang naar een zomerverblijf dus.
Allemaal dames
Na hen zijn twee ‘joffers’, tevens gezusters, eigenares van Veldwijk. Hoe en waarom dit in hun bezit kwam is nog niet opgehelderd. De laatst overgebleven zus verkocht Veldwijk aan Elisabeth Coopsen, opnieuw een dame dus. Toen zij in 1790 het goed verkocht, werd voor het eerst een wat meer specifieke beschrijving in de akte opgenomen: ‘het huis, stallinge en verder getimmer, bouw- en weiland (…)’. Dat stallinge intrigeert want dat werd gebruikt om een koetshuis aan de te duiden.
Veldwijk in de 19e eeuw
In de periode die wij wel Franse tijd noemen is de eigendomsgeschiedenis van Veldwijk een terrein vol vragen. Uiteindelijk blijkt na veel juridische verwikkelingen R.W.H. baron van Broeckhuysen, wonende te Harderwijk, duidelijk de eigenaar. Zijn schoonzoon, notaris De Mol, volgde hem in die hoedanigheid op. In 1866 verkocht De Mol het landgoed aan Elisabeth Stienstra.
R.W.H. baron Van Broeckhuijsen en zijn echtgenote
Elisabeth was de derde echtgenote van Mathile Jacques Chevallier, een telg uit een familie van uitgeweken Hugenoten en theologen. Hij was o.m. boekhandelaar, evangelist en amanuensis van het Nederlands Bijbelgenootschap. Samen hadden ze nog een zoon gekregen, Mathile Jacques. Zij woonden in Harderwijk, maar betrokken in 1871 een door hen op Veldwijk gebouwd landhuis. De voor hen inspirerende aanwezigheid van de predikant Hermanus Willem Witteveen in Ermelo is een belangrijke reden is geweest om zich in het stille Ermelo te vestigen.
Mevrouw E. Chevallier-Stienstra
M.J. Chevallier sr.
M.J. Chevallier jr.
Na het overlijden van zijn moeder in 1879 erfde Mathile Jacques o.m. het landgoed Veldwijk. Doordat zijn moeder bemiddeld was geweest, leefde hij als rentenier. In de omgeving stond hij bekend als een vrijgevige filantroop. Verschillende verhalen vertellen over de hulp die hij en zijn vrouw boden aan zwervers en arme mensen in nood. Mathile verkocht Veldwijk in 1884 aan een vereniging die op het terrein een ‘gesticht’ ging exploiteren. Het landhuis werd als dokterswoning gebruikt en is in 1958 afgebroken om plaats te maken voor het gebouw Beukenrode. Een oude linde die misschien nog beschutting heeft geboden aan de oude boerderij met annexe kamer is in het najaar van 2015 omgewaaid.
Van boerenerf tot landgoed
Voor zover een overzicht in vogelvlucht van zes eeuwen Veldwijk. Maar wanneer is de boerderij geëvolueerd tot landgoed?
Aannemelijk is dat Veldwijk in de eerste eeuwen van haar bestaan louter een boerderij is geweest. Het is nog niet zo gemakkelijk om uit de overgeleverde akten op te maken hoe de boerderij is geëvolueerd tot landgoed. Pas rond 1675, lijkt er sprake te zijn van een vorm van grootschalige bezitsvorming. Misschien is in die tijd al iets tot stand gekomen als een herenkamer waar de familie de zomer kon doorbrengen.
Een eerste echte aanwijzing dat de eigenaren wijzigingen wilde doorvoeren in de richting van parkaanleg vinden we in 1730. In dat jaar kocht professor Van Houten van de Staten van het Kwartier van de Veluwe een stukje grond van 154 roeden. Dit met het oogmerk een vijvertje te graven.
In 1768 wordt ‘Veltwijk off ook wel genaemt fijtenburg’ een principaal landgoed genoemd. Die kwalificatie ontbreekt bij een volgende verkoop maar in 1839 is toch weer sprake van een ‘Heerenhuis’. Na vergelijking van beschrijvingen en bestudering van ander relevante gegevens zijn archiefmedewerker Tiemen Goossen en ik tot de conclusie gekomen dat al tijdens de periode Van Broeckhuysen een landhuis op Veldwijk aanwezig is geweest.
Het is verleidelijk om in dit watertje ten zuiden van het gebouw Zonneweide het vijvertje van Van Houten te zien, maar dat is niet aan te tonen. In 1910 werd dit overigens betiteld als een ‘kroossloot’.
Als ‘de stichting’ al 15 jaar oud is, vinden we midden op het terrein nog een restant van de boerderij De Duinen of Ten Duyn: een hooiberg.