Westenhuijsen of (de boerderij) Zeeburg

De Nijkerkerweg in Telgt, een onderdeel van een oude weg van Harderwijk naar Nijkerk, kent een grillig verloop. Hij begint bij de oude school als zijweg van de Telgterweg en kronkelt dan zuidwaarts tot Kindergoed van Van Diest waarna een recht stuk volgt in westelijke richting. Het eerste stuk van een paar honderd meter langs de boerderijen de Kleine Pels, de Grote Pels, de Meiboom en Zeezicht redelijk recht. Dan volgt een scherpe bocht naar links en daar zien we aan de rechterzijde al snel een boerderij liggen met het opschrift Zeeburg in de voorgevel. Over deze boerderij en haar omgeving gaat het in dit verhaal.

Westenhuijsen

Het boerenerf op deze plek heeft een heel lange geschiedenis. Toch komen we de naam Zeeburg niet tegen in documenten van vóór 1700 en zelfs eigenlijk pas vanaf ca. 1740. Dat komt doordat er een naamswijziging heeft plaatsgevonden. Voordien stond deze boerderij bekend onder de naam Westenhuijsen en dat hoop ik hieronder aan te tonen.

Er bestaat een boekje met een lijst van bezittingen van Herbertus van Putten dat veel geciteerd wordt in artikelen en boeken die gaan over de geschiedenis van Midden-Nederland. Dat komt doordat die lijst heel oud is (van rond 1313) en enorm veel bezittingen opsomt. Het geslacht Van Putten stamde uit het Land van Vollenhove en ontleende zijn naam aan de Hof Putten in of bij Vollenhove. De lijst bevat allodiale (eigen bezit) engoederen van andere aard goederen en lijsten van lenen die Herbertus van Putten hield van de proost van Deventer, de bisschop van Utrecht en de graaf van Gelre.[i] Onder die laatste bevindt zich de vermelding: ‘Item Walterus en Gertrudis mater sua bona sita in Telghit in Westenhusen ad iure Zutphaniensi’. Dat betekent zo ongeveer dat Wouter en zijn moeder Geertruid goederen van Herbertus in Telgt bezaten in Westenhuijsen en wel naar Zutphens recht. Moeder en zoon bezaten hun goederen in leen en naar Zutphens recht betekende verwees naar een bepaald rechtstelsel dat mogelijk vooral belang had ten aanzien van het erfrecht.

[i] A.N. de Vos van Steenwijk, Het geslacht De Vos van Steenwijk in het licht van de geschiedenis van de Drentse adel (Assen 1976) 204.

Een buurtje van meerdere woningen?

Er staat ‘in Westenhuijsen in Telgt’ en dat lijkt een dubbele plaatsvermelding. Bij andere vermeldingen komt dat meestal niet zo voor. Het kan zijn dat er in Telgt een buurtje was waar Herbertus meerdere bezittingen had. De meervoudsvorm zou ook een aanwijzing kunnen zijn. Nu had Herbertus van Putten zoals gezegd ook allodiale goederen, eigen bezittingen van oudsher, die konden zijn geërfd of via huwelijk verkregen. Men vermoedt dat de Gelderse goederen aan het einde van de dertiende eeuw in de familie zijn gekomen door het huwelijk van Pelgrim van Putten (de vader van Herbertus) met de erfdochter uit het geslacht van Nyenbeke.[i] Onder die allodiale goederen vinden we een Lubbertus de Westerhusen vermeld met zijn vrouw en zoon. Lubbertus zou dan een van de andere hoeven in pacht of leen kunnen hebben gehad.

[i] Vos van Steenwijk, Geslacht De Vos van Steenwijk

In de 14e en de 15e eeuw horen we verder niets over Westenhuijsen. Dat wil niet zeggen dat die periode gladjes is verlopen. Van de bevolking In Europa die juist de laatste eeuwen gestaag was gegroeid werd rond het midden van de 14e eeuw een derde deel door de pest uitgeroeid. Oorlogen en branden zullen hun tol hebben geëist. Maar Westenhuijsen heeft als boerenbedrijf die periode doorstaan en verschijnt in 1480 in bewaarde documenten. In dat jaar wordt het erf in leen uitgegeven aan Lubbert Peeters en tien jaar later aan diens zoon Peter Lubberts. Voor diens naam staat ‘heer’ ten teken dat hij priester was. Het zijn namen die zomaar bij gewone Ermeloërs zouden kunnen horen, maar het gaat hier toch om meer vooraanstaande inwoners van Harderwijk die mogelijk verwant waren aan de invloedrijke familie Brinck. Opvolger is Heer Aelt Herberts wiens familie te koppelen is aan een andere boerderij in Telgt. Ik zal de lezer alle familieverknopingen in Harderwijk en bijzonderheden van opvolgende leenmannen besparen.

Misschien nog wel leuk om te vermelden is Maurits, de zoon van Maurits Jochems die zich van Westenhuis noemt. Van zoon Maurits wordt vermeld dat hij Organist was tot Coninxbergen.[i] Voor de juiste lezing van het woord organist in het stuk sta ik niet in.

[i] Nl-AhGldA_0426_2-0155.

Aantekening van belening van Westenhuijsen in 1480

Aantekening van de belening in 1480

Voortaan een leengoed van Oldenaller

In 1602 ging Westenhuijsen over in handen van Gerrit van Cooth, de schout van Ermelo en de zesde in de reeks van familieleden die dit belangrijke ambt bekleedden. In 130 jaar hadden de Van Coothen gebouwd aan een lokaal imperium. De verwerving van Westenhuijsen was hierin weer een belangrijke stap. Via vererving kwam het erf uiteindelijk in handen van kleinzoon Cornelis van Cooth. Deze kwam rond 1675 in grote financiële problemen. Het erf werd met toestemming van de leenheer met een hypotheek belast.

In 1679 verkocht Willem van Haeften, leenheer van de Hof en het Huis Putten aan Heer Sywart van Wijnbergen, Heer van Oldenaller het Directum Dominium ende Leenplicht van negen percelen, waarvan het tweede was: ‘een Erf en goed genoemt Westenhuysen, met sijne toebehoren van Hey-, Wey- Hoge en Lage-landen onder den Ampte van Ermel Buurschap Telligt gelegen’.[i] Onder Directum Dominium moeten we hier verstaan het recht van de leenheer om vergoedingen te eisen. De leenman was in de loop van de tijd in wezen eigenaar geworden en had eigendomsrechten in het goed; Van Haeften had op hetzelfde goed nog rechten vanuit het feodale systeem.

[i] Joannis Schrassert, Manipulus Sicilimentorum feudalium (Hardervicum 1723) 155 (daar afgedrukt).

De familie Van Wijnbergen

Sywart van Wijnbergen stamde uit een oud en voornaam Harderwijks geslacht. Hij erfde Oldenaller van zijn oom Johan die in de jaren 1649 – 1661 nogal wat aankopen in Ermelo had gedaan. Sywart trad in zijn voetsporen en breidde door aankoop de bezittingen uit met landerijen in Nijkerk, Putten en ook Ermelo. Door bezit te hebben’ (of ‘gegoed te zijn’) in een schoutambt kwam de aantrekkelijke functie van ambtsjonker ook binnen bereik. Siwart stierf kinderloos waardoor zijn goederen werden verdeeld tussen zijn zuster en zijn neef Wolter Joseph. De laatste erfde Westenhuijsen en bouwde op het erf een landhuis dat de naam Zeeburg kreeg. Wolter’s zoon Siwart Johan erfde Zeeburg en Westenhuijsen en rond 1760 zijn deze goederen in handen van de familie Van Schwartzenberg thoe Hohenlandsberg, een hoogadellijke en wijdvertakte familie. Hier was de Friese tak in het spel. Over dit alles vertel ik uitgebreider in het artikel het Herenhuis Zeeburg.

Fragment verkoopakte 1793

Verkoop aan Van Erckelens

De erfgenamen van de ongehuwd gebleven Wilco von Schwartzenberg verkochten Zeeburg en Westenhuijsen in 1793 aan de heer F.H.A.P. van Erckelens. We gaan in grote stappen en constateren dat zijn erfgenamen in 1855 een boerderij Zeeburg of Groot Zeeburg te koop aanboden. De familie bezat ook een wat kleinere wat meer noordelijk gelegen boerderij in Telgt. Van die laatste is geen oude naam overgeleverd. Het lijkt erop dat de familie Van Erckelens Zeeburg in Groot Zeeburg heeft veranderd en het andere erf Klein Zeeburg is gaan noemen. Groot Zeeburg was in 1855 ruim 50 bunder of hectare groot, een groot erf naar Ermelose begrippen. Een deel ervan, de kern van het oude erf, werd gekocht door Hendrik van der Goot, een bakker uit Nijkerk. Dit ging nog om 17 bunder. Van der Goot verkocht dit bezit in 1859 aan Gerrit van Diermen, landbouwer op Schoonderbeek onder Putten en deze verkocht het in 1901 aan Heimen van den Pol. Inmiddels waren van de oorspronkelijk 50 bunder nog maar ruim 15 bunder over.

Eind mei 1907 werd de boerderij door de bliksem getroffen. De landelijke kranten berichtten erover. Eind juli werd een bouwvergunning gevraagd voor herbouw.  De toen herbouwde boerderij bestaat nog.

Brand op Zeeburg De Courant

Verkoop aan Van Erckelens

Groot Zeeburg is de boerderij die in de inleiding als werd genoemd maar nu louter Zeeburg heet. In die inleiding schreef ik ook dat ik aannemelijk hoopte te maken dat dit identiek is met het eeuwenoude Westenhuijsen. Achteraf vraag je je weleens af waarom je een zo duidelijke connectie niet veel eerder zag. Kennelijk moet er eerst een kwartje vallen. Dat kwartje kwam ten val toen het mij opviel dat de landerijen die in 1855 bij Groot Zeeburg hoorden in hun naam en omschrijving grote gelijkenis vertoonden met die van Westenhuijsen in 1793.

Het herenhuis ontbreekt in 1855 maar dat was toen al zeker een halve eeuw niet meer aanwezig. Het lijkt me aannemelijk dat de naam Westenhuijsen in de volksmond het ging afleggen tegen het veel voornamere Zeeburg. De oude boerderij lag op heel korte afstand van het landhuis en van de pachtboer zal gaandeweg zijn gezegd dat hij op Zeeburg woonde. In 18-eeuwse doopboeken komt deze naam wel voor maar Westenhuijsen niet meer. Nadat het landhuis was verdwenen, is de naam Zeeburg blijvend verbonden geraakt aan de erbij gelegen boerderij.

OW_1855-06-30_003A

De ligging van Westenhuijsen en bijbehorende percelen is volgens het boekje. In mijn artikel over Noordbrandsgoed, waarvoor dat ook geldt, heb ik daar mee over verteld. De hofstede lag op de flank van de zandrug waarover de Nijkerkerweg liep (droge voeten). De boer beschikte over akkers op de Telgter Eng (voor graan en andere gewassen voor eigen gebruik), over weilanden (voor weiden van koeien in de zomer) in het slagengebied en over hooiland (voor veevoer in de winter). Vlakbij huis zullen nog een moestuin en een boomgaard zijn geweest.

Lees het hele verhaal